Begin schooljaar

VOSF
Hoe denk je dat ik heet?
Voor en achternaam
1 / 25
next
Slide 1: Mind map
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

VOSF
Hoe denk je dat ik heet?
Voor en achternaam

Slide 1 - Mind map

Hoe oud denk je
dat ik ben?

Slide 2 - Mind map

Hoe oud ben jij?

Slide 3 - Open question

Waar woon ik?

Slide 4 - Mind map

Heb ik kinderen?
A
Nee
B
Ja 1
C
Ja 2
D
Ja 3 of meer

Slide 5 - Quiz

Waar woon jij?

Slide 6 - Mind map

Heb je broers en/of zussen?

Slide 7 - Open question

NaSk

Slide 8 - Slide

Bij NaSk denk ik aan

Slide 9 - Mind map

Slide 10 - Video


NaSk lijkt mij:
A
niet te doen!
B
ik denk erg lastig, maar met veel oefenen komt 't goed.
C
ik denk dat ik het wel kan
D
super easy

Slide 11 - Quiz

Wat hoort niet bij NaSk
A
hoe een bloem groeit
B
waarom een brug niet inzakt
C
hoe het kan dat een lampje gaat branden
D
hoe windmolens werken

Slide 12 - Quiz

In een kampvuur zet je chemische energie om in 
 

De motor in een benzine-auto zet chemische energie om in 
 

Een lamp zet elektrische energie om in 
 

warmte
bewegingsenergie
licht

Slide 13 - Drag question

Hoe groot is het volume
in cm3?
A
2
B
4
C
8
D
16

Slide 14 - Quiz

500 millimeter is gelijk aan:
A
0,5 kilometer
B
0,5 meter
C
5000 centimeter
D
50 meter

Slide 15 - Quiz

Vraag over elektriciteit

Noem 3 spanningsbronnen.
Zet erachter waar je ze voor kunt gebruiken.
Spanningsbron - gebruiken

Slide 16 - Open question

NaSk gaat vooral over
planten en dieren
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Bij NaSk doe je soms
ook een practicum, wat is dat?

Slide 18 - Mind map

Als je kleding in brand staat gebruik je een nooddouche.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz


HOE HEET HET KLEINSTE DEELTJE VAN EEN STOF MET ALLE OORSPRONKELIJKE EIGENSCHAPPEN?
A
atoom
B
element
C
molecuul
D
neutron

Slide 20 - Quiz

molecuul

Slide 21 - Slide

een molecuul bestaat uit atomen

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Hoe kan het dat de ezel niet meer op zijn poten kan staan?
A
De zwaartekracht is te groot
B
De hefboom is niet meer in evenwicht
C
Het wiel is kapot
D
De ezel heeft helium ingenomen

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Mind map