This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
v
Du hast 3 min für:
Je hebt 3 min om:
jas uit
laptop gesloten op tafel
boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00
Slide 2 - Slide
Was machen wir heute?
Wiederholung Grammatik
Abschluss
Slide 3 - Slide
Lernziel
Aan het einde van de les heb je geoefend voor de repetitie.
Slide 4 - Slide
Wat moet je leren voor de toetsweek?
Slide 5 - Slide
Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits!
ik
jij
hij/zij/het
wij
jullie
zij (mv)
u
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
timer
2:00
Slide 6 - Slide
Schrijf de uitgangen van het werkwoord wohnen
achter de persoonlijke voornaamwoorden. Wohnen- en = stam
ich wohn du wohn er/sie/es wohn
wir wohn ihr wohn sie wohn Sie wohn
e
st
t
en
t
en
en
timer
2:00
Slide 7 - Slide
Schrijf de uitgangen van het werkwoord heißen
voor iedere persoon. Heißen-en=stam
ich heiß du heiß er/sie/es heiß
wir heiß ihr heiß sie heiß Sie heiß
e
t
t
en
t
en
en
Als de stam van een werkwoord eindigt op een s-klank,
zoals -s, -ß, -z dan krijgt de du-vorm alleen een -t inplaats van -st.
timer
2:00
Slide 8 - Slide
Wat is de juiste uitgang van het werkwoord spielen in de volgende zin:
Ich .................... fußball.
A
spiel
B
spielt
C
spiele
D
spielen
Slide 9 - Quiz
Wat is de juiste uitgang van het werkwoord heißen in de volgende zin:
Meine Schwester ist lieb und sie ...................... Lisa.
A
heißt
B
heiße
C
heißen
D
heiß
Slide 10 - Quiz
Wat is de juiste uitgang van het werkwoord suchen in de volgende zin:
Ihr ..........................einen Supermarkt.
A
suche
B
sucht
C
suchen
D
such
Slide 11 - Quiz
Mario...............eine Schwester.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben
Slide 12 - Quiz
Schrijf de regels voor de lidwoorden!
der
die
das
die
Bij mannelijke personen/ dieren
De dagen, maanden en jaargetijden
Bij vrouwelijke personen/dieren
woorden die eindigen op - heit, - keit, - ung, - schaft, -e
het-woorden
woorden die eindigen op -chen en -lein
alle zelfstandige naamwoorden in het meervoud
timer
4:00
Slide 13 - Slide
der
die
der
das
der
die
die
das
Dienstag
Rose
Junge
Mädchen
März
Freiheit
Kinder
Kind
timer
3:00
Slide 14 - Slide
Onbepaald lidwoord
een of geen
ein of eine
kein of keine
Slide 15 - Slide
(de)............ Kinder (=kinderen)
A
der
B
die
C
das
Slide 16 - Quiz
(een) ............... Katze(v)
A
ein
B
eine
Slide 17 - Quiz
(een).......... Buch (o)
A
ein
B
eine
Slide 18 - Quiz
(het) ......... Mädchen (=meisje)
A
der
B
die
C
das
Slide 19 - Quiz
(geen)............. Lehrer (m)
A
kein
B
keine
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Slide
Schrijf op welk persoonlijk voornaamwoord de lidwoorden met het zelfstandig naamwoord krijgen.
die Frau
das Mädchen
das Kind
der Hund
die Katze
der Junge
sie
es
es
er
sie
er
timer
1:00
Slide 22 - Slide
Was...?
Wann...?
Wer...?
Wo...?
Wie...?
Woher...?
Wat...?
Wanneer...?
Wie...?
Waar...?
Hoe...?
Waar...vandaan?
Slide 23 - Slide
Was
wann
Wer
Wo
Wie
Woher
Wat
Waar
Wanneer
Hoe
Wie
Waar...vandaan.
Slide 24 - Drag question
_________ ist das? Das ist meine Schwester.
A
Wo
B
Wer
C
Was
D
Woher
Slide 25 - Quiz
_______ steht Janneke? Sie steht neben Hannah.
A
Warum
B
Wo
C
Wer
D
Wie
Slide 26 - Quiz
Britt, .....................kommst du? Ich komme aus Amsterdam.
A
Woher
B
Wie
C
Wo
D
Wann
Slide 27 - Quiz
Schrijf de Duitse vertaling van de rijtjes!
timer
5:00
Slide 28 - Slide
Ik...........(zijn) 13 jaar.
Slide 29 - Open question
Ihr............(hebben) ein schönes Haus.
Slide 30 - Open question
.............(hebben)du ein Haustier?
Slide 31 - Open question
Wir ................(hebben) ein Hund.
Slide 32 - Open question
..............Sie alt?
Slide 33 - Open question
Ingo ..............14 Jahre alt.
Slide 34 - Open question
timer
10:00
Slide 35 - Slide
Abschluss
Niet inpakken - luisteren
na startsignaal: inpakken
wel blijven zitten - stil
dan sluit ik de les af!
dan: klaar :)
timer
1:00
Slide 36 - Slide
die Hausaufgaben
Leren:
Leer de samenvatting voor de toetsweek. Schrijf de rijtjes van haben & sein op, de regels voor de lidwoorden, de uitgangen van het zwakke werkwoord, de vraagwoorden en oefen met test jezelf.