This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Du hast 3 min für:
Je hebt 3 min om:
jas uit
mobiel in je tas staat op stil
laptop gesloten op tafel
boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00
Als de timer gestopt is zie ik iedereen de tekst Schulanfang mit Schultüte op blz. 93 lezen
Slide 3 - Slide
Lesen
-Lees de tekst Schulanfang mit Schultüte op blz. 93 en maak de bijbehorende opdracht 7
- Klaar: Schrijf de rijtjes van haben & sein herhaaldelijk op totdat de timer is gestopt.
timer
10:00
Slide 4 - Slide
Was machen wir heute?
Leseaufgabe
Aufgaben haben & sein besprechen
Wiederholung Grammatik
An die Arbeit
Slide 5 - Slide
Lernziel
- Aan het einde van de les kan je een rijtje van haben en sein opzeggen.
- Weet je welke grammaticaonderdelen je al goed beheerst en voor welke onderdelen je nog extra moet oefenen.
Slide 6 - Slide
Aufgabe 10, 11, 12 Seite 78
Slide 7 - Slide
Wat moet je leren voor de toetsweek?
Slide 8 - Slide
Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits!
ik
jij
hij/zij/het
wij
jullie
zij (mv)
u
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
timer
2:00
Slide 9 - Slide
Schrijf de uitgangen van het werkwoord wohnen
achter de persoonlijke voornaamwoorden. Wohnen- en = stam
ich wohn du wohn er/sie/es wohn
wir wohn ihr wohn sie wohn Sie wohn
e
st
t
en
t
en
en
timer
2:00
Slide 10 - Slide
Schrijf de uitgangen van het werkwoord heißen
voor iedere persoon. Heißen-en=stam
ich heiß du heiß er/sie/es heiß
wir heiß ihr heiß sie heiß Sie heiß
e
t
t
en
t
en
en
Als de stam van een werkwoord eindigt op een s-klank,
zoals -s, -ß, -z dan krijgt de du-vorm alleen een -t inplaats van -st.
timer
2:00
Slide 11 - Slide
Wat is de juiste uitgang van het werkwoord spielen in de volgende zin:
Ich .................... fußball.
A
spiel
B
spielt
C
spiele
D
spielen
Slide 12 - Quiz
Wat is de juiste uitgang van het werkwoord heißen in de volgende zin:
Meine Schwester ist lieb und sie ...................... Lisa.
A
heißt
B
heiße
C
heißen
D
heiß
Slide 13 - Quiz
Wat is de juiste uitgang van het werkwoord suchen in de volgende zin:
Ihr ..........................einen Supermarkt.
A
suche
B
sucht
C
suchen
D
such
Slide 14 - Quiz
Mario...............eine Schwester.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben
Slide 15 - Quiz
Schrijf de regels voor de lidwoorden!
der
die
das
die
Bij mannelijke personen/ dieren
De dagen, maanden en jaargetijden
Bij vrouwelijke personen/dieren
woorden die eindigen op - heit, - keit, - ung, - schaft, -e
het-woorden
woorden die eindigen op -chen en -lein
alle zelfstandige naamwoorden in het meervoud
timer
4:00
Slide 16 - Slide
der
die
der
das
der
die
die
das
Dienstag
Rose
Junge
Mädchen
März
Freiheit
Kinder
Kind
timer
3:00
Slide 17 - Slide
Onbepaald lidwoord
een of geen
ein of eine
kein of keine
Slide 18 - Slide
(de)............ Kinder (=kinderen)
A
der
B
die
C
das
Slide 19 - Quiz
(een) ............... Katze(v)
A
ein
B
eine
Slide 20 - Quiz
(een).......... Buch (o)
A
ein
B
eine
Slide 21 - Quiz
(het) ......... Mädchen (=meisje)
A
der
B
die
C
das
Slide 22 - Quiz
(geen)............. Lehrer (m)
A
kein
B
keine
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Slide
Schrijf op welk persoonlijk voornaamwoord de lidwoorden met het zelfstandig naamwoord krijgen.
die Frau
das Mädchen
das Kind
der Hund
die Katze
der Junge
sie
es
es
er
sie
er
timer
1:00
Slide 25 - Slide
Was...?
Wann...?
Wer...?
Wo...?
Wie...?
Woher...?
Wat...?
Wanneer...?
Wie...?
Waar...?
Hoe...?
Waar...vandaan?
Slide 26 - Slide
Was
wann
Wer
Wo
Wie
Woher
Wat
Waar
Wanneer
Hoe
Wie
Waar...vandaan.
Slide 27 - Drag question
_________ ist das? Das ist meine Schwester.
A
Wo
B
Wer
C
Was
D
Woher
Slide 28 - Quiz
_______ steht Janneke? Sie steht neben Hannah.
A
Warum
B
Wo
C
Wer
D
Wie
Slide 29 - Quiz
Britt, .....................kommst du? Ich komme aus Amsterdam.
A
Woher
B
Wie
C
Wo
D
Wann
Slide 30 - Quiz
Schrijf de Duitse vertaling van de rijtjes!
timer
5:00
Slide 31 - Slide
Ik...........(zijn) 13 jaar.
Slide 32 - Open question
Ihr............(hebben) ein schönes Haus.
Slide 33 - Open question
.............(hebben)du ein Haustier?
Slide 34 - Open question
Wir ................(hebben) ein Hund.
Slide 35 - Open question
..............Sie alt?
Slide 36 - Open question
Ingo ..............14 Jahre alt.
Slide 37 - Open question
timer
10:00
Slide 38 - Slide
Lernziel
- Aan het einde van de les kan je een rijtje van haben en sein opzeggen.
- Weet je welke grammaticaonderdelen je al goed beheerst en voor welke onderdelen je nog extra moet oefenen.
Slide 39 - Slide
Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
na mijn startsignaal: inpakken
zitten blijven tot de bel gaat- stil
dan: klaar :)
Slide 40 - Slide
die Hausaufgaben
Leren:
Leer de samenvatting voor de toetsweek. Schrijf de rijtjes van haben & sein op, de regels voor de lidwoorden, de uitgangen van het zwakke werkwoord, de vraagwoorden en oefen met test jezelf.