Les 3/03/21 Feiten, meningen en argumenten

Deze week
  • Leesboek 3 uit en fictie-opdracht maken.
  • h4 Lezen.
  • h4 Woordenschat. 

VANDAAG
  • LESDOEL: "ik weet wat een feit, een mening en een argument is"
  • Opdrachten maken over feiten, meningen en argumenten (§Lezen, H4)
  • Nieuwsquiz?
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Deze week
  • Leesboek 3 uit en fictie-opdracht maken.
  • h4 Lezen.
  • h4 Woordenschat. 

VANDAAG
  • LESDOEL: "ik weet wat een feit, een mening en een argument is"
  • Opdrachten maken over feiten, meningen en argumenten (§Lezen, H4)
  • Nieuwsquiz?

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 4 Lezen
  • Feiten, meningen en argumenten. Theorie op bladzijde 102-103.

  • Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is.
  • Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt.
  • Als een schrijver zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een of meer argumenten.


Slide 2 - Slide

Feiten
Voorbeeld:
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is:
– Clara is een personage in het klassieke ballet De Notenkraker.
– De Notenkraker speelt zich af in de zomer.
De eerste zin is een voorbeeld van een waar feit; de tweede zin is een voorbeeld van een onwaar feit, want het ballet speelt zich af rond de kerst. Je kunt beide feiten controleren door informatie over dit ballet op te zoeken. 

LET OP: feiten controleren is erg belangrijk om bijvoorbeeld NEP NIEUWS tegen te gaan.



Slide 3 - Slide

Hoe controleer je een feit?

Slide 4 - Mind map

Mening
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met de mening van de schrijver van een tekst kun je het als lezer eens of oneens zijn. Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens.

"Ik vind De Notenkraker een mooi klassiek ballet"

Slide 5 - Slide

Argumenten
Als een schrijver zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een of meer argumenten. Een argument herken je aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk en immers:
– Van Schayk en Eagling maakten de versie Notenkraker en Muizenkoning, die veel herkenbaarder is voor Nederlanders (standpunt). Het verhaal speelt zich namelijk niet meer af op kerstavond, maar op sinterklaasavond (argument 1) en niet in een Duits stadje, maar in een grachtenpand in Amsterdam (argument 2).

Slide 6 - Slide

Argumenten II
Een argument kan gebaseerd zijn op feiten (objectief) of een mening (subjectief).
Voorbeeld: 
"Je moet die broek niet kopen want de pasvorm is niet mooi genoeg

Is dit argument een feit of een mening?

Slide 7 - Slide

Feit of mening?

Sigaretten ruiken vies.
A
Feit
B
Mening

Slide 8 - Quiz

Feit of mening?

Sigaretten zijn erg ongezond.
A
Feit
B
Mening

Slide 9 - Quiz

Wat past waar? Feit of mening?
Feit
Mening
Feit
Mening
Feit
Mening

Slide 10 - Drag question

Aan de slag
  •  Ga naar de online methode van Nieuw Nederlands.
  • H4 Mooi --> Lezen --> Feiten, meningen en argumenten.
  • Maak de startopdracht, opdracht 1 en opdracht 2 (alle vragen).

Slide 11 - Slide

KLAAR ?
Dan kan je je boek uitlezen als je die nog niet uit hebt.
SAMEN: nieuwsquiz? 

Slide 12 - Slide