2hb - lezen h4 les 1

Nederlands - 2HB
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands - 2HB

Slide 1 - Slide

Lezen
Pak allemaal je leesboek erbij. De eerste 10 minuten gaan we zelfstandig lezen.

Slide 2 - Slide

Lezen
Je leert over feiten, meningen en argumenten.

Slide 3 - Slide

Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is:
- Het Paleis op de Dam staat in Amsterdam.
- Het Paleis op de Dam heeft een knaloranje voordeur.

Slide 4 - Slide

De eerste zin is een voorbeeld van een waar feit; de tweede zin is een voorbeeld van een onwaar feit. Je kunt beide feiten controleren door naar de Dam in Amsterdam te gaan of op te zoeken op Google.

Slide 5 - Slide

Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn. Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als:
Ik vind
Volgens mij 
Lijkt mij
Naar mijn mening
Mijns inziens

Slide 6 - Slide

Als iemand zegt waarom hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument. Een argument herken je aan signaalwoorden als:
want
omdat
namelijk
immers



Slide 7 - Slide

- Van Schayk en Eagling maakten de versie Notenkraker en Muizenkoning, die veel herkenbaarder is voor Nederlanders (standpunt). Het verhaal speelt zich namelijk niet meer af op een kerstavond (argument 1) en niet in een Duits stadje, maar in een grachtenpand in Amsterdam (argument 2).

Slide 8 - Slide


Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen naar het Lentefeest.
(standpunt)

Dat staat je namelijk geweldig!
(argument)

Slide 9 - Slide

Pak je schrift erbij. Bij de volgende slide zie je 6 zinnen. Nummer 1 t/m 6 in je schrift en geef aan of de zin een feit (F) of een mening (M) is. Als de zin een mening is, noteer dan ook het signaalwoord. Over 5-10 minuten gaan we de opdracht bespreken.

Slide 10 - Slide

1: Veel dunne mensen hebben mijn inziens een eetprobleem.
2: In het reglement staat: 'Ben je te laat, meld je dan bij de conciërge.'
3: Merijn leest nooit in de boeken die zijn moeder uit de bibliotheek haalt.
4: Frits had precies een half uur nodig om zijn haar in model te brengen.
5: Amsterdam is de hoofdstad van Nederland.
6: Den Haag moet volgens Ali de hoofdstad van Nederland worden.

Slide 11 - Slide

Opdracht maken
We gaan tekst 1 op bladzijde 103 gezamenlijk lezen. Hierna gaan jullie opdracht 1 maken. Over 10 minuten gaan we deze bespreken.

Slide 12 - Slide

Huiswerk
Het huiswerk voor maandag is opdracht 2 op bladzijde 103/104.

Slide 13 - Slide

Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is. Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn.
Als iemand zegt waarom hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument. 

Slide 14 - Slide