Vraagzinnen en vraagwoorden

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Bienvenue!

1. On corrige les exercices 8, 9, 10
2. Comment poser des questions?
3. On fait l'exercice 13, 14, (15)
   

On corrige les exercices 8, 9, 10

Klaar? Kijk naar bladzijde 26 van je tekstboek

Pakken: Je IPad, aantekeningschrift, pen

Lesdoel:

Aan het einde van de les kan ik vragen stellen in het Frans op verschillende manieren.

manier 1: stem aan het eind van de zin omhoog    

(vragend uitspreken)

• Vous êtes à l'école. -> Jullie zijn op school.
• Vous êtes à l'école? -> Zijn jullie op school?
• Tu achètes un cadeau. -> Jij koopt een cadeau.
• Tu achètes un cadeau? -> Koop jij een cadeau?
  

Maak de volgende zin vragend: Il habite à Lyon.

• Êtes-vous à l’école? -> Zijn jullie op school? 
• Achètes-tu un cadeau? -> Koop jij een cadeau ? 

 

Pas op ! Deze manier gebruik je niet bij namen of zelfstandige naamwoorden (personen of dingen, waar je de/het voor kunt zetten) 

Manier 2: de Nederlandse manier 

(Onderwerp en persoonsvorm/gezegde omdraaien) 

Maak de volgende zin vragend: Vous parlez français. (manier 2)

Est-ce que + onderwerp + (persoonsvorm) gezegde + rest van de zin

• Est-ce que vous êtes à l’école ? -> Zijn jullie op school ? 
• Est-ce que tu achètes un cadeau ? -> Koop jij een cadeau ? 

Manier 3: Est-ce que gebruiken

Maak de volgende zin vragend: Tu joues de la guitare. (manier 3)

Dus... 

* Vragend uitspreken:   Tu es fatigué. -> Tu es fatigué?

* Omdraaien:   Tu vas à la plage. -> Vas-tu à la plage?

* est-ce que:   Tu as fait les devoirs de maths.
                               Est-ce que tu as fait les devoirs de maths?

Noem zoveel mogelijk Franse vraagwoorden (waar/wanneer/hoe/hoeveel/wie etc.)

Welke vraagwoorden kennen we??

Où = Waar

Quand = Wanneer

Comment = Hoe

Combien = Hoeveel

Pourquoi = Waarom

Qui = Wie

Qu'est-ce que = Wat

Met een vraagwoord:

Vraagwoord + est-ce que + de gewone zin

• Pourqoui est-ce que vous êtes à l'école? (waarom)
• Quand est-ce que vous êtes à l'école? (wanneer)
  
• Qu'est-ce que tu fais? (wat)
• Où est-ce que tu habites? (waar)
• Combien est-ce que tu as payé? (hoeveel)

Andere manieren...

Gewone zin + vraagwoord -> Tu habites où? 

Vraagwoord + gewone zin -> Comment tu t'appelles?

Vraagwoord + omdraaien -> Combien as-tu payé?

Traduisez en néerlandais:
Où est Ellen?

De juiste Franse vertaling voor hoeveel is:

1. Comment
2. Combien
3. Qu'est-ce que
4. Commence

Qui a 15 ans?

On fait l'exercice 13 A B

Klaar? Maak opdracht 14 en 15 uit je werkboek

https: