Grammatica 10: Je gebruikt do of does om vragen te maken als er in de zin geen vorm van to be, to have got of can staat.
Vragen met I / you / we / you / they:
Do vooraan de zin. Do you like hockey?
Vragen met he / she / it:
Does vooraan de zin.
Let op: de -s achter het werkwoord verdwijnt!!!
He likes hockey. Does he like hockey?
Grammatica 11:
Je gebruikt do not (don't) of does not (doesn't) om ontkenningen te maken als er in de zin geen vorm van to be, to have got of can staat.
Ontkenning met I / you / we / you / they:
Je schrijft not achter do.
I do not like homework.
Vragen met he / she / it:
Je schrijft not achter does.
Let op: de -s achter het werkwoord verdwijnt!!!