Vragen en ontkenningen met to do.
Ontkenning met I / you / we / you / they:
Je schrijft not achter do. I do not like homework.
(don't)
Vragen met he / she / it:
Je schrijft not achter does.
(doesn't)
Let op: de -s achter het werkwoord verdwijnt!!!
He likes homework. He does not like homework.