Voorkennis

Hoofdstuk 1 - Rekenen met letters
Pak deze spullen op tafel:
- wiskundeboek deel 1 (blz. 8)
- wiskundeschrift
- etui (met inhoud...)
- rekenmachine
1 / 21
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1 - Rekenen met letters
Pak deze spullen op tafel:
- wiskundeboek deel 1 (blz. 8)
- wiskundeschrift
- etui (met inhoud...)
- rekenmachine

Slide 1 - Slide

Lesdoelen (aan het einde van deze les weet je):
- hoe je letters bij elkaar kunt optellen/aftrekken
- hoe je letters met elkaar kan vermenigvuldigen
- hoe je haakjes met letters kan uitwerken
Voorkennis

Slide 2 - Slide

Voorkennis
Herleiden

Slide 3 - Slide

Voorkennis
Herleiden
Als je letters bij elkaar moet optellen of van elkaar moet afhalen, dan kan dit alleen als het dezelfde letters zijn. 

Je noemt dit 'gelijksoortige termen'.

Slide 4 - Slide

Voorkennis
Herleiden
2x+6x=8x
7abab=6ab
3a+7b=k.n.k.
8xy+3xz=k.n.k.
k.n.k. betekent 
'kan niet korter'

Slide 5 - Slide

Voorkennis
Herleiden
Als je letters met elkaar gaat vermenigvuldigen:
1. Vermenigvuldig de getallen en zet de uitkomst vooraan

2. Zet de letters er in alfabetische volgorde achter

3. Laat de vermenigvuldigingspunten weg.

Slide 6 - Slide

Voorkennis
Herleiden
48k=32k
3a4b=12ab
6q8pr=48pqr

Slide 7 - Slide

Voorkennis
Herleiden
2x5y+3x6y=
10xy+18xy=28xy
2a3b+4a8b=
6ab+32ab=
6ab32ab=26ab
Denk bij herleiden aan de rekenvolgorde!

Slide 8 - Slide

Voorkennis

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Ga nu aan de slag met opgaven 1, 2 en 3 van de voorkennis op blz. 8. 
timer
5:00

Slide 10 - Slide

Voorkennis
Herleiden bij haakjes

Slide 11 - Slide

Voorkennis
Herleiden bij haakjes
2b(5a - 7) = 10ab - 14b

y(3y - 2) = 3y² - 2y 

-(2x + y) = -2x - y


Slide 12 - Slide

Voorkennis
Herleiden bij haakjes
LET OP DE MINNEN!


-(3p - 2q) = -1(3p - 2q) = -3p + 2q

Slide 13 - Slide

Voorkennis
Herleiden bij haakjes
Soms moet je na het 
wegwerken van de haakjes nog gelijksoortige 
termen bij elkaar nemen. 

8 - 3(2a - 6) = 8 - 6a + 18 = 26 - 6a
3(a + 2b) + 2(a - 3b) = 3a + 6b + 2a - 6b = 5a 

Slide 14 - Slide

Aan de slag
Ga nu aan de slag met opgaven 4 en 5 van de voorkennis op blz. 9. 
timer
5:00

Slide 15 - Slide

Voorkennis
Breuken vereenvoudigen
Breuken vereenvoudigen doe je door de teller en de noemer te delen door hetzelfde getal tot dat dit niet meer kan. 

Je moet breuken dus altijd zo ver mogelijk vereenvoudigen.

Slide 16 - Slide

Voorkennis
Breuken 
5010=51
7254=3627=129=43

Slide 17 - Slide

Voorkennis
Breuken vermenigvuldigen
Als je breuken met elkaar vermenigvuldigt, dan vermenigvuldig je de tellers met elkaar en je vermenigvuldigt de noemers met elkaar.

De noemers van de breuken hoeven hiervoor dus niet gelijk te zijn.

Slide 18 - Slide

Voorkennis
Breuken optellen/aftrekken
Om breuken bij elkaar te kunnen optellen of van elkaar af te kunnen halen moeten de noemers gelijk zijn. (Gelijknamige breuken)

Om de breuken gelijknamig te maken ga je de teller en de noemer van een breuk vermenigvuldigen, totdat je de noemer hebt die je wilt. 

Slide 19 - Slide

Voorkennis
Breuken 
83+5241=83+202=
4015+404=4019=4019

Slide 20 - Slide

HUISWERK
Opgaven 1 t/m 7 van de voorkennis (blz. 8 en 9

Slide 21 - Slide