Voeding

Eten en drinken
1 / 38
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Eten en drinken

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Als patiënten een sonde hebben, hoeven ze hun tanden niet te poetsen omdat ze niet eten en drinken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Voeding geeft ons
A
Energie
B
Overgewicht
C
Diabetes
D
Een verzadigd gevoel

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Het strottenklepje sluit tijdens het doorslikken van eten en drinken de neusholte af
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Obstipatie kan het gevolg zijn van een vezelarme voeding
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

voeding noteer je ook op de vochtlijst
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

KAN VOEDING
ECZEEM VERERGEREN?
A
ja, dat kan
B
nee, dat kan niet

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is ecologische voeding?
A
geen vlees
B
biologische voeding
C
energierijke voeding
D
milieu vriendelijke voeding

Slide 8 - Quiz

Milieuvriendelijke voeding, producten waarbij geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt zijn en wel producten die van het seizoen zijn.
Wat zijn kenmerken van antroposofische voeding?
A
voeding is voor iedereen anders
B
er worden geen bestrijdingsmiddelen gebruikt
C
biologische-dynamisch
D
stand van de maan en de sterren

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van voeding?
A
opbouw cellen
B
opbouw weefsels
C
energie
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de basis van een gezonde voeding ?
A
Veel koolhydraten
B
Variatie
C
Geen vlees eten
D
Veel groente eten

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Welke hoort bij gezondheidsbehoeften?
A
Eten
B
Drinken
C
Contacten
D
Alle 3 antwoorden zijn juist

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is minder van belang voor het aanbieden van eten of drinken
A
dosering
B
duur
C
temperatuur
D
timing

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Energie wordt in je lichaam o.a gebruikt voor het op peil houden van de lichaamstemperatuur.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

De lichaamstemperatuur varieert van persoon tot persoon en wordt beïnvloed door factoren als beweging, slaap, eten en drinken en het tijdstip op de dag. Genoeg eten en drinken zorgen voor genoeg energie waardoor het lichaam de juiste temperatuur kan behouden.

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Wat zijn dit?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wat is dit?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Welke adviezen geef je bij
slechte eetlust

Slide 21 - Mind map

Enkele dgn geen probleem
Belangrijk voldoende vocht anders kan op uitdroging dehydratie
Presenteer in kleine hoeveelheden
Zorg dat het voedsel er smakelijk uitziet
Stimuleren om toch te eten
Welke adviezen
Een kopje bouillon een half uur voor de maaltijd kan de eetlust opwekken
Dien de voeding smakelijk op
Geef niet te grote hoeveelheden. Geef liever vaker kleine hoeveelheden
De voeding mag niet vet zijn. Vet geeft snel en lang en vol gevoel
Zet de voeding zo neer dat de zieke gemakkelijk kan eten
Geef voeding die de zieke lekker vindt
Geef voeding met een fris zure smaak mensen die ziek zijn vinden dit lekker
Geef voeding die gemakkelijk te kauwen en door te slikken is . Welke…….puree, yoghurt
Dien de voeding op de juiste temperatuur op
Maak gebruik van hulpmiddelen
Geef bij diarree de eerste dagen veel drinken
Luister goed naar de wensen van de zorgvrager

Wat wordt in de dikke darm uit de voeding gehaald?
A
Voedingsstoffen
B
Water
C
Slijm
D
Vezels

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

voeding noteer je ook op de vochtlijst
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

KAN VOEDING
ECZEEM VERERGEREN?
A
ja, dat kan
B
nee, dat kan niet

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Het toevoegen van extra eiwitten aan voeding
A
voorkomt infectie van de wond
B
maakt de wond minder vochtig
C
stimuleert een snellere wondgenezing
D
geeft stevige wondranden

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

sonde voeding
A
bestaat alleen uit vitaminen
B
wordt toegediend bij een lichamelijke slechte conditie
C
komt direct in de mond
D
Is voor iedere bewoner hetzelfde qua samenstelling

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions


Longontsteking kan ontstaan door verslikking
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste volgorde bij verslikken?
A
112, hoesten, rugslagen, buikstoten
B
hoesten, 112, buikstoten, rugslagen
C
hoesten, buikstoten, rugslagen, 112
D
hoesten,, 112, rugslagen, buikstoten

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wat doe je bij een verslikking?
A
Water drinken.
B
Iemand laten hoesten.
C
Een stukje ontbijtkoek laten eten.
D
De Rautekgreep.

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een gevaar van verslikken
A
longontsteking
B
longembolie
C
klaplong
D
COPD

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

wat is een complicatie van ALS?
A
oedeem vorming
B
urineweginfecties
C
verslikpneumonie
D
obstipatie

Slide 31 - Quiz

C : door een verminderde hoestreflex is er extra gevaar op verslikken
Wat is het acute gevolg van braken en/of diarree?
Hier moet je direct alert op zijn en soms ook behandeling voor geven.
A
verslikken > stikken of longontsteking
B
tekort aan zouten
C
tekort aan essentiele voedingsstoffen
D
te kort aan vocht > uitdroging

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

wat is een ander woord voor verslikken?
A
transpiratie
B
aspiratie
C
inspiratie
D
dipsie

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Speeksel wordt in de speekselklieren geproduceerd. Wat is GEEN functie van speeksel?
A
Verslikking voorkómen
B
Mond vochtig houden
C
Voedsel zacht maken
D
Begin van vertering

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

6. Wat is waar over het strotteklepje?
Het voorkomt dat:
A
Het voorkomt dat er er voedsel in de luchtpijp komt
B
Het voorkomt dat er er teveel lucht in de keel terecht komt
C
Het heeft geen effect op het verslikken
D
er valse lucht wordt aangezogen

Slide 35 - Quiz

De functie van het strottenklepje is het afsluiten van het strottenhoofd. Hierdoor komt er geen eten en drinken in de onderste luchtwegen.
Een zorgvrager met een tracheostoma kan zich niet meer verslikken
A
waar
B
niet waar

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Als een cliënt pijn heeft bij het eten of drinken kan er sprake zijn van slechte mondhygiëne
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Energieverrijkte voeding bestaat uit
A
Vetten, koolhydraten, extra vitamines
B
Eiwitten, vetten en suikers
C
Eiwitten, vetten en zink
D
Vetten, suikers en voedingsvezels

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions