2023-2024 parte tres

Parte tres
Zeggen waar je vandaan komt en vragen waar de ander vandaan komt
Landen en nationaliteiten
Het werkwoord 'ser (de)'
Vragen hoe het gaat
1 / 26
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Parte tres
Zeggen waar je vandaan komt en vragen waar de ander vandaan komt
Landen en nationaliteiten
Het werkwoord 'ser (de)'
Vragen hoe het gaat

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Leen : ¡Hola! Tú eres de Francia, ¿no?
Jean : Sí, ¿y tú?
Leen : Soy de Bélgica. Me llamo Leen y ella se llama Sally, es de Inglaterra.
Sally : Hola.

Leen: Hoi! Jij komt uit Frankrijk, toch?
Jean: Ja, en jij?
Leen: Ik kom uit België. Ik heet Leen en zij heet Sally, zij komt uit Engeland. 
Sally: Hallo. 

Slide 3 - Slide

We luisteren opnieuw naar het gesprekje tussen Leen en haar medestudenten.
Welke vormen van het werkwoord ser (zijn) hoor je hier?

yo
ik ben
jij bent
él/ella
hij/zij is 
usted
es
u bent

Slide 4 - Open question

soy=ik ben, soy de=ik kom uit. 
yo 
soy
ik ben
eres
jij bent
él/ella/usted
es
hij/zij is, u bent
nosotros/-as
somos
wij zijn
vosotros/-as
sois
jullie zijn
ellos/-as/ustedes
son
zij zijn, u mv. bent
yo
soy de
ik kom uit
eres de
jij komt uit
él/ella/usted
es de
hij/zij/u komt uit
nosotros/-as
somos de
wij komen uit
vosotros/-as
sois de
jullie komen uit
ellos/-as/ustedes
son de
zij komen uit, u mv. komt uit

Slide 5 - Slide

Holanda is Nederland in het Spaans. Hoe zeg je dan 'Ik kom uit Nederland' in het Spaans

Slide 6 - Open question

1. Schrijf het gesprekje hiernaast uit met spaties en leestekens.
2. Vertaal het gesprek.

Slide 7 - Open question

Schrijf een gesprekje zoals het voorbeeld. Kies uit de volgende landen:
Inglaterra, Francia, Italia, España, Alemania... of kies er zelf één. 


o Eres de Holanda, ¿no?              (Jij komt uit Nederland, toch?)
■ Sí, ¿y tú?                                          (Ja, en jij?)
o Soy de Bélgica.                             (Ik komt uit België.)

Slide 8 - Slide

Laat hier je gesprekje zien

Slide 9 - Open question

Vul jouw gegevens in op de juiste plek. Maak een screenshot, druk op bewerken, en zet je gegevens erin. Post de gegevens op de volgende slide. 

Slide 10 - Slide

Geef hier de foto van jouw gegevens.

Slide 11 - Open question

Maak zinnetjes zoals in het voorbeeld:
yo y Sally
  Yo soy de Bélgica y ella es de Inglaterra.
 yo y Jean
  Yo soy de Bélgica y él es de Francia


Maak zinnetjes zoals in het voorbeeld:
Kies zelf elke keer twee landen uit de afbeelding hiernaast die je leuk vindt. 

yo y Sally
Yo soy de Bélgica y ella es de Inglaterra.
yo y Jean
Yo soy de Bélgica y él es de Francia. 


1. yo y Kees 
2. yo y Dolores 
3. yo y Jeanne 
4. yo y Giovanni 

Slide 12 - Slide

Noteer hier je antwoorden

Slide 13 - Open question

Vul in: yo, tú, él, ella of usted
1. o Pepe, eres de Valencia, ¿no?
 ■ Sí, ¿y _______?
 o _______soy de Gerona.

2. o Me llamo Rosa Larra. ¿Y ______?
 ■ Soy Francisco Redondo.
 o Mucho gusto.
 ■ Encantado.

3. En una foto
 o Es una foto de Víctor y Anabel.
 ■ ¿Qué hace?
 o ¿______? Es empleada.
 ■ ¿Y _______?
 o Es profesor.



Yo
usted
ella
él

Slide 14 - Drag question

Slide 15 - Video

Heb je het filmpje gekeken? Vul dan nu een vervoeging in van het werkwoord 'ser'. Geef de antwoorden op de volgende slide. 
1. o ...... usted Rosa Blanco?
 ■ No, me llamo Conchita Almunia.
 o Ah, ¡perdone!

2. o Yo ...... Ana. ¿Y tú? ¿...... Vicente?
 ■ Sí, ...... Vicente Salcedo.

3. o ¿Ana ...... de España, ¿no?
 ■ Sí, ...... de Barcelona.
 o ¿Ah sí?

4. o ¿Felipe Ayala, por favor?
 ■ ...... yo.




Slide 16 - Slide

Noteer hier je antwoorden

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Laat hier de antwoorden zien van de opgaves op de vorige slide.

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Laat hier je antwoorden zien van de vorige slide.

Slide 21 - Open question

Vertaal de tekstjes op de afbeelding
Je mag Google Translate gebruiken als dat nodig is

Slide 22 - Slide

Maak een foto van je schrift met de vertalingen en post het hier.

Slide 23 - Open question

Met deze informatie, noteer de juiste namen bij elke zin, luister naar de fragmenten:
1. Twee personen hebben katten: ... y ...
2. Een persoon heeft een hond: ...
3. Een persoon is niet Spaans: ...
4. Twee personen hebben twee nationaliteiten: ... y ...
5. Twee personen spreken twee of meer talen: ... y ... 

Slide 24 - Slide

Post hier je antwoorden op de vorige vraag

Slide 25 - Open question

Luister naar het fragment en geef antwoord op de volgende vragen:
a. ¿De dónde es Marta? (Waar komt Marta vandaan?)
b. ¿Cuántos años tiene Pedro? (Hoe oud is Pedro?)
c. ¿Joaquín tiene hermanos? (Heeft Joaquín broers of zussen?)
d. ¿Cuál es el número de teléfono de Marcos? (Wat is het telefoonnummer van Marcos?

Slide 26 - Open question