Trappen van vergelijking

5.4 - Grammatik C:
Trappen van vergelijking
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

5.4 - Grammatik C:
Trappen van vergelijking

Slide 1 - Slide

Hoe maak je de vergrotende trap?
(hoofdregel)
A
...+e
B
... +en
C
...+er
D
am ...+sten

Slide 2 - Quiz

Hoe maak je de overtreffende trap?
(hoofdregel)
A
+st
B
+er
C
am ...sten

Slide 3 - Quiz

Bij welke woorden krijg je 'am ...esten' in de overtreffende trap?

A
woorden op t/d
B
woorden op een klinker
C
woorden op sis-klank
D
alle drie

Slide 4 - Quiz

Hoe maak je de vergrotende en overtreffende trap bij
korte woorden met a, o, u?
A
... +er am ... +sten
B
... +Umlaut + er am ... + Umlaut +sten
C
... +Umlaut + er am ... +sten

Slide 5 - Quiz

Welke woorden hebben onregelmatige vormen bij
de trappen van vergelijking?
A
viel - gut - gern
B
viel - lang - gern
C
gut - wenig - gern

Slide 6 - Quiz

genauso / nicht so groß
wie of als?
A
wie
B
als

Slide 7 - Quiz

schöner wie of als

A
wie
B
als

Slide 8 - Quiz

Die Lehrerin ist
genauso ...(groß)... wie / als
der Schüler
A
groß wie
B
groß als
C
größer wie
D
größer als

Slide 9 - Quiz

Meine Oma ist ...

A
am altsten
B
am altesten
C
am ältsten
D
am ältesten

Slide 10 - Quiz

Der Hase ist ...(sneller)...
als die Schnecke.
Die Schnecke ist ...(het langzaamst)... .
A
am schnellsten - langsamer
B
schneller - am langsamsten
C
schneller - am längsämsten

Slide 11 - Quiz

Wat zijn de trappen
van vergelijking
van 'veel'?
A
viel - vieler - am vielsten
B
viel - meer - am meesten
C
viel - mehr - am meisten
D
viel - mehr - meisten

Slide 12 - Quiz

Samenvatting -1:
1. Hoofdregel:
woord - woord+er - am woord+sten
2. woord op klinker, t/d of sis-klank:
woord - woord+er - am woord+esten
3. woord met 1 lettergreep en a / o/ u:
woord - woord+Umlaut+er - am woord+Umlaut+(e)sten

Slide 13 - Slide

Samenvatting - 2
4. Onregelmatige vormen:
goed: gut - besser - am besten
veel: viel - mehr - am meisten
graag: gern - lieber - am liebsten
5. Dingen met elkaar vergelijken:
genauso / nicht so groß wie
größer / schneller als

Slide 14 - Slide

Hoe nuttig was deze herhaling voor jou?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll