foutief beknopte bijzin en incongruentie

Vandaag
  • herhaling foutief beknopte bijzin
  • oefenen
  • herhaling incongruentie
  • oefenen 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vandaag
  • herhaling foutief beknopte bijzin
  • oefenen
  • herhaling incongruentie
  • oefenen 

Slide 1 - Slide

Beknopte bijzin
                  een bijzin zonder persoonsvorm en onderwerp

  1. de zin heeft een voltooid deelwoord
  2. de zin heeft een onvoltooid deelwoord
  3. de zin heeft een combinatie van te + infinitief

Slide 2 - Slide

Wanneer is er sprake van een foutief beknopte bijzin?

Slide 3 - Mind map

Beknopte bijzin
                een bijzin zonder persoonsvorm en onderwerp

Omdat de beknopte bijzin geen persoonsvorm en onderwerp heeft, 'leent' het de pv en o uit de hoofdzin. 

Als hier op een verkeerde manier gebruik van wordt gemaakt, spreek je van een foutief beknopte bijzin.

Slide 4 - Slide

Na een half uur in de oven te hebben gestaan, aten de gasten de pizza op.
A
Beknopte bijzin
B
Foutief beknopte bijzin

Slide 5 - Quiz

Vrolijk dansend, werden de aardappels geschild.
A
Beknopte bijzin
B
Foutief beknopte bijzin

Slide 6 - Quiz

Breed grijnzend vertelde hij over zijn overwinning.
A
Beknopte bijzin
B
Foutief beknopte bijzin

Slide 7 - Quiz

Ingesloten vindt u de brochure van ons vakantiepark.
A
Beknopte bijzin
B
Foutief beknopte bijzin

Slide 8 - Quiz

We hebben geleerd netjes met mes en vork te eten.
A
Beknopte bijzin
B
Foutief beknopte bijzin

Slide 9 - Quiz

Hijgend op het station aangekomen, vertrok de trein net.
A
Beknopte bijzin
B
Foutief beknopte bijzin

Slide 10 - Quiz

Incongruentie
Het onderwerp en de persoonsvorm staan niet beide in het enkelvoud of in het meervoud.
Het getal van het onderwerp en de persoonsvorm komen niet overeen.


Slide 11 - Slide

Incongruentie
  1. Het onderwerp is meervoud, maar wordt voor enkelvoud aangezien.
  2. Het onderwerp lijkt meervoud, maar is enkelvoud.
  3.  Het onderwerp en de persoonsvorm staan ver uit elkaar.
  4. Het meewerkend voorwerp wordt voor het onderwerp aangezien.

Slide 12 - Slide

Maar twintig procent van de aanwezigen stemden voor.
A
Congruentie
B
Incongruentie

Slide 13 - Quiz

Een groep kinderen zetten de boel op stelten.
A
Congruentie
B
Incongruentie

Slide 14 - Quiz

Het clubje heren waren nog lang niet uitgepraat.
A
Congruentie
B
Incongruentie

Slide 15 - Quiz

Gisteren … aan de burgemeester de boeken al gegeven.
A
was
B
waren

Slide 16 - Quiz

Een kudde paarden … in de wei van de buurman.
A
graast
B
grazen

Slide 17 - Quiz

Het doosje aardbeien … maar liefst vijf euro!
A
kostte
B
kostten

Slide 18 - Quiz

Van de meeste leerlingen … behoorlijk veel verwacht.
A
worden
B
wordt

Slide 19 - Quiz

… de leerlingen ook nog de lijdende vorm worden uitgelegd?
A
Moest
B
Moesten

Slide 20 - Quiz

Incongruentie
Maak het werkblad 'oefenen met congruentie'. Lever je antwoorden in via Google Classroom.

Slide 21 - Slide