1.2 De winkelier wil winst


1.2 De winkelier wil winst



Blz. 16 t/m 21


1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


1.2 De winkelier wil winst



Blz. 16 t/m 21


Slide 1 - Slide

Herhaling les 1
Wat weet je nog?

Slide 2 - Slide

Wat zie je op de afbeelding?
A
Afzet
B
Bedrijfskolom
C
Productiefactoren
D
Kapitaalgoederen

Slide 3 - Quiz

Door elke bewerking krijgt een product meer waarde.
Hoe noem je dit?

Slide 4 - Open question

Wat zijn de drie productiefactoren?

Slide 5 - Open question

Een ondernemer doet dit om meer, beter of goedkoper te kunnen produceren.
A
Samenwerken
B
Verbouwen
C
Investeren
D
Bemoeien

Slide 6 - Quiz

De jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen noem je...

Slide 7 - Open question

Leerdoelen les 2
Aan het einde van deze paragraaf...
  • weet je wat het verschil is tussen afzet en omzet en hoe je de omzet berekent.
  • kun je de brutowinst berekenen.
  • weet je wat bedrijfskosten zijn en kun je er voorbeelden van geven.
  • kun je de nettowinst berekenen.



Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Slide


Je verkoopt 340 broden voor €2,80 per stuk.
Vul in: Afzet, verkoopprijs, omzet

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Het is koud en je verkoopt warme chocolademelk. Aan het einde van de dag heb je 34 bekertjes verkocht voor €1,50 per stuk.

Slide 13 - Open question

De omzet van de chocolademelk is dus €54.
De inkoopwaarde was €18.
Bereken de brutowinst.

Slide 14 - Open question

Wat voor kosten heb je 
nog meer?

Slide 15 - Slide

Bedrijfskosten

Kosten om je winkel te laten functioneren zoals:
- Huur
- Loon 
- Stroom 
- Reclame

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Een nieuwe auto kost €33.000. Je hebt als bedrijf 15 auto's verkocht. Wat is de omzet?

Slide 18 - Open question

De omzet is dus €495.000. De inkoopprijs van de auto's was €6.000 per auto (15 stuks).
Wat is de brutowinst? Bereken eerst de inkoopwaarde.

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Video