4.4/4.6 Samen leven + territorium
Naast mensen werken ook dieren vaak samen. Denk aan een zwerm spreeuwen, school vissen of een groep leeuwen.
Voorwaarden samenwerken: - duidelijke taakverdeling + houden aan afgesproken regels.
Groep dieren: vaak 1 leider. Die is dominant, de rest onderdanig.
Elk dier kent zijn plaats = rangorde (of bij kippen een pikorde). Bepalend voor wie eerst mag eten.
Soms ook van invloed op voortplanting (paren of baltsen). Gedrag waar dieren een partner mee versieren is baltsgedrag. Ze dansen, geven cadeaus, maken bewegingen of geluiden.
Territorium = eigen plek in een gebied voor voedsel/paren.
Strak afgebakend met geur of geluid en verdedigd (vechten). Vaak vertoning van agressief gedrag (aanvallen spiegelbeeld).
- Dreiggedrag: bepalen wie de sterkste is zonder vechten. Dier maakt zich groot en breed. Optie tussen aanvallen of vluchten.
- Oversspronggedrag: gedrag wat niet bij de situatie past. Na het dreigen opeens beginnen met poetsen van vacht of veren.
- Omgericht gedrag: agressie op iets anders richten dan op indringer/soortgenoot.