Les 5 H2 Marktvormen en hun marktevenwicht VWO

Economie
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

Economie

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling stof vorige les
  • Bespreken opdrachten vorige les 
  • Theorie hoofdstuk 2 Marktvormen en hun evenwicht
  • Zelf opdrachten maken (en bespreken

Slide 2 - Slide

Herhaling vorige les
  • Wat is het verschil tussen een concrete markt en een abstracte markt?
  • Welke 3 elementen bepalen de marktstructuur?
  • Wat is het verschil tussen heterogene producten en homogene producten?
  •  Welke 5 marktvormen kennen we?

Slide 3 - Slide

Opdrachten bespreken

Slide 4 - Slide

Marktvormen en hun marktevenwicht
Waarvan is sprake bij een marktevenwicht?
  • De gevraagde hoeveelheid is gelijk aan de aangeboden hoeveelheid
  • Alle producenten maximaliseren hun winst 

Slide 5 - Slide

Dit verschilt per marktvorm
  • Bij volkomen concurrentie hebben aanbieders geen invloed op de prijs
  • Bij alle andere marktvormen wel. Er is dan geen collectieve aanbodlijn 

Slide 6 - Slide

Wanneer is sprake van volkomen concurrentie:
  1. Veel vragers en veel aanbieders
  2. homogeen product
  3. vrije toe- en uittreding: 'er wordt door geen enkele onderneming winst gemaakt'
  4.  Transparante markt
  5. iedereen gebruikt dezelfde productietechnologie

Slide 7 - Slide

Marktevenwicht bij volkomen concurrentie:
Snijpunt van de vraag- en aanbodlijn
MO = MK

Winst = TO - TK = (TO/q - TK/q) * q = (p -GTK) * q

Slide 8 - Slide

Waarom kan er geen winst worden gemaakt?
Als er winst wordt gemaakt, leidt dit tot nieuwe toetreders, omdat er geen toetredingbarrière is.
Is er dus winst? dan komen er nieuwe aanbieders
Dit gebeurt net zo lang totdat er geen winst meer is.
De prijs wordt dus uiteindelijk even hoog als de minimum GTK-lijn.

Slide 9 - Slide

Monopolistische concurrentie
Wat was dat ook alweer: hetzelfde als volkomen concurrentie, maar dan met een heterogeen product: consumenten vinden de producten verschillend van elkaar. Bijvoorbeeld restaurants in Emmen.

Slide 10 - Slide

Gevolg?
Monopolistische concurrentie kent geen collectieve aanbodlijn
Toetredingsdrempels ontstaan
Iedere aanbieder is net iets anders dan haar concurrenten.
Er blijft dus ook winst bestaan.

Slide 11 - Slide

Monopolie
Een monopolist is een prijszetter: hij kiest een prijs op de collectieve vraaglijn.
Een monopolist wil ook zijn winst maximaliseren: MO=MK
MK is bij een monopolist hetzelfde als bij andere aanbieders, de MO is wel anders.

Slide 12 - Slide

MO van een monopolist
Een monopolist kan maar op één manier meer producten verkopen: de prijs verlagen. Als hij dus meer producten wil verkopen, zal de opbrengst van een nieuw verkocht product (MO) dus lager zijn dan de vorige.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Is discriminatie altijd verkeerd?

Slide 15 - Slide

Prijsdiscriminatie voor monopolisten
Voor verschillende consumenten verschillende prijzen hanteren, zodat je een zo hoog mogelijke winst kunt behalen.

Bijvoorbeeld: kinderkaartjes
voor pretparken

Slide 16 - Slide

Wanneer toe te passen?
2 voorwaarden:
  1. Onderlinge doorverkoop is niet mogelijk
  2. De consumenten zijn (legaal) in marktsegmenten te verdelen.

Slide 17 - Slide

Oligopolie
Een oligopolie heeft altijd een lagere prijs dan een monopolie
Streeft namelijk ook naar winst, maar moet wel rekening houden met concurrenten.

Werken vaak met residuele vraag: het deel van de vraag dat voor hem overblijft nadat de concurrent de productie afgezet heeft.

Slide 18 - Slide

Economische doelmatigheid
Hoogste doelmatigheid bereikt bij hoogste totale surplus

doelmatigheid het laagst bij monopolie: de verlaging van het consumentensurplus is meer dan de verhoging van het producentensurplus --> Harbergerdriehoek

Slide 19 - Slide

Zelf aan de slag
Begin met opgave 1 van paragraaf 4, zodat we die zo kunnen bespreken.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide