Duurzaam denken en doen

Duurzaam denken en doen
Les 2
1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Duurzaam denken en doen
Les 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

afval

Slide 3 - Mind map

Laat de kinderen invullen wat ze allemaal nog weten over afval. Ze mogen alles noemen wat we in de eerste les hebben besproken. bespreek de antwoorden met de klas.
Hoe doe je dat?
Weiger
Gebruik 
minder plastic.
Gebruik het 
nog een keer.
Gooi het goed weg, dan kan het plastic opnieuw gebruikt  worden.

Slide 4 - Slide

Vertel de kinderen deze 4 manieren om minder afval te gebruiken. 
1.  Zorg dat je je eigen spullen meeneemt waardoor je geen andere dingen moet kopen of gebruiken. Bijvoorbeeld een dopper meenemen in de plaats van een pakje drinken.
2. Minder afval gebruiken door je spullen lang te gebruiken in de plaats van kort gebruiken en meteen een nieuwe kopen.
3. Je afval nog een keer gebruiken. door bijvoorbeeld een plasticfles te gebruiken voor iets anders.
4. Je afval in de juiste prullenbak gooien. Papier bij papier ect. 
Wat voor afval gebruik jij?

Slide 5 - Open question

De kinderen gaan deze vraag beantwoorden. Ze beschrijven wat ze allemaal voor afval gebruiken. 
De leerkracht leest een aantal antwoorden voor en bespreekt deze. Want waarom gebruiken kinderen dat afval?
Minder gebruiken!

Slide 6 - Slide

Leg de kinderen uit dat je minder afval moet gebruiken als je wilt dat het probleem minder wordt. 
Soorten afval
1. PMD = plastic afval
2. GFT = groenten, fruit en tuin afval
3. Papier en karton
4. Restafval

Slide 7 - Slide

beschrijf wat de volgende afvalstukken inhouden.
PMD= plastic afval maar ook metaal
GFT= Groenten, fruit en tuin afval
Papier en karton
restafval= alles wat over blijft
PMD
GFT
RESTAFVAL
PAPIER en KARTON

Slide 8 - Drag question

De kinderen maken de opdracht en de leerkracht bespreekt de antwoorden met de kinderen.
PMD
GFT
RESTAFVAL
PAPIER en KARTON

Slide 9 - Drag question

De kinderen maken de opdracht en de leerkracht bespreekt de antwoorden met de kinderen.
Zwerfafval is:
A
afval dat een zwerver bij zich heeft
B
afval dat je op straat en in de natuur ziet liggen
C
afval dat in de prullenbak zit

Slide 10 - Quiz

De leerlingen beantwoorden de vraag en het antwoord bespreekt de leerkracht met de kinderen.
Wat wordt er bedoeld met 'restafval'?
A
restafval is een ander woord voor zwerfafval
B
Restafval zijn restjes van eten, of 'kliekjes'.
C
restafval is afval dat niet te recyclen is

Slide 11 - Quiz

De leerlingen beantwoorden de vraag en het antwoord bespreekt de leerkracht met de kinderen.
Hoe heet de plek waar afval gescheiden wordt?
A
Recycle- straat
B
Milieu straat
C
Stortplaats
D
Vuilnisbelt

Slide 12 - Quiz

Vertel dat afval naar de milieu straat gaat en daar vervolgens wordt verwerkt.
wat is recycling
A
dat je het op eet
B
er iets nieuws van maken
C
afval scheiden

Slide 13 - Quiz

recycling is als je iets nieuws maakt van iets wat al bestaat. bijvoorbeeld van een lange broek een korte broek maken. Vraag de kinderen om nog een paar voorbeelden te bedenken wat je kunt recyclen.
Afval is alleen afval als het op straat ligt.
eens
oneens

Slide 14 - Poll

laat de kinderen stemmen op een antwoord. Vraag een aantal leerlingen om hun antwoord uit te leggen.
Plastic flesjes moeten volledig verboden worden om afval te verminderen.
eens
oneens

Slide 15 - Poll

laat de kinderen stemmen op een antwoord. Vraag een aantal leerlingen om hun antwoord uit te leggen.
Papier en karton moeten altijd gerecycled worden.
eens
oneens

Slide 16 - Poll

laat de kinderen stemmen op een antwoord. Vraag een aantal leerlingen om hun antwoord uit te leggen.
Supermarkten moeten hun onverkochte voedsel aan voedselbanken doneren.
eens
oneens

Slide 17 - Poll

laat de kinderen stemmen op een antwoord. Vraag een aantal leerlingen om hun antwoord uit te leggen.
Ik ben meer te weten gekomen over recyclen en het scheiden van afval.
Ja
Nee

Slide 18 - Poll

Dit vullen alle leerlingen in. Dat is om even terug te koppelen waar de les eigenlijk over ging.