Voorbereiden mondeling

1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welk boek ga je lezen voor je mondeling

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Leerdoelen
  1. R Je weet wat je moet lezen voor je mondeling
  2. T1 Je leert wat een column is
  3. T2 Je kunt een column kiezen voor je mondeling
  4. I Je kunt je voorbereiden op het gesprek


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

OPZET MONDELING
Gesprek met 2 docenten over:

- 1 boek
- 2 columns

Je krijgt een boekje met columns. Daar kies je er 2 uit.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Beoordeling
  1. Je kunt de literaire begrippen toepassen op je boek (denk aan thema, personage, perspectief ...)
  2. Je kunt aangeven wat je geleerd hebt van het boek en waarom je het (wat minder) mooi vindt 
  3. Je kunt iets vertellen over de column en de actuele context
  4. Je kunt iets vertellen over de stijl (humor, overdrijving en meer)
  5. Je kunt een vlot gesprek voeren over je boek en de columns

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Lees het beoordelingsformulier door.
Noteer de begrippen die je niet kent.
Op de volgende slide kun je je vragen stellen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Vragen?

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

DE COLUMN

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Een kort stukje in de krant
waarin de auteur op geestige wijze zijn mening geeft of de lezers verrast en aan het denken zet.

Doel: overtuigen, beschouwen, maar ook: amuseren!

Bij columns gaat het vaak om stijl: overdrijving, sarcasme, ironie ...

DE COLUMN

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Vandaag meer over voetbal.

We lezen de column uit je 


DE COLUMN

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

DE COLUMN

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je over de actualiteit van Ajax?

Slide 14 - Mind map

This item has no instructions

Opdracht
Noteer de woorden die je lastig vindt. 
Maak een woordenlijstje

Let op: op je mondeling kun je hiernaar gevraagd worden

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat typeert de stijl van dit stukje?
A
Het stukje is heel realistisch
B
De schrijver overdrijft enorm
C
De schrijver gebruikt veel beeldspraak
D
Het stukje heeft veel herhaling

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Kies een column uit je boekje.

Lezen!

Slide 18 - Slide

This item has no instructions


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Herhaling van fictiebegrippen
Leerdoel: je kunt de fictiebegrippen toepassen en uitleggen.


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Fictie of non-fictie?
Als je de Donald Duck leest.
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

 Realistische en niet-realistische fictie
Realistische fictie: Verzonnen verhalen die wel echt kunnen gebeuren.
Niet-realistische fictie: Verzonnen verhalen die niet echt kunnen gebeuren. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Perspectief
Ik-perspectief: Vanuit ik geschreven. Je weet niet meer dan de ik-persoon. 
Hij/zij-perspectief: Geschreven in hij/zij vorm. Je weet niet meer dan de hoofdpersoon. 
Alwetende verteller: Je weet over meerdere personages, wat ze denken, voelen en doen. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions


Genre?
A
Avonturenroman
B
Historische roman
C
Psychologische roman
D
Science fiction

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Perspectief?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

 Personages
Verhaalfiguren in boeken en films worden ook wel personages genoemd.
 
Als er wordt gevraagd om een personage te beschrijven, wees dan altijd zo volledig mogelijk. Denk aan innerlijke en uiterlijke kenmerken. 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Type
- Makkelijk te herkennen
- Door een uiterlijke kenmerk
- Een overdrijving van een eigenschap


Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Karakter
- Lijkt op een echt mens, met verschillende eigenschappen
- Ze zijn niet alleen maar slecht of goed
- Maakt een verandering of ontwikkeling door 
(door bijvoorbeeld een ervaring)
- Kan keuzes maken en deze ook onderbouwen
- Je leert het personage beter kennen

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Type of karakter?
Het mooie meisje is lief.
A
Type
B
Karakter

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Begin?
Hoe kan een verhaal beginnen?

- Met een inleiding, of gewoon aan het begin.
- In het midden van het verhaal.
- Aan het eind van het verhaal.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
- Open een nieuw word-document op je computer,
- sla dit document op onder mondeling Nederlands mavo 3,
- Schrijf de titel en auteur van je boek op,
- Pas de begrippen fictie toe op je boek, wees zo uitgebreid mogelijk in je antwoord, geef dus ook voorbeelden!
(Fictie/non-fictie, realistisch/-niet-realistisch, genre, perspectief, personages (type/karakter), begin van het verhaal)


Slide 31 - Slide

This item has no instructions

 Omgeving
Het verhaal speelt zich altijd ergens af. 
Zo kan de schrijver een bepaalde sfeer oproepen. 
De omgeving heeft altijd een functie. 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

 Plot
Ook wel verhaallijn genoemd.

Dus hoe het verhaal in elkaar zit, alle ontwikkelingen, veranderingen en hoe het afloopt. 
Als er gevraagd wordt naar het plot van het verhaal, wees dan ook zo volledig mogelijk. 

Hoe kun je het plot spannend maken?


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Vier technieken om de plot spannend te maken.
1. Springen tussen verhaallijnen
2. Verhaallijn afkappen (ook wel cliffhanger genoemd)
3. Ontknoping uitstellen
4. Gebruik maken van een plottwist/plotwending

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

CSI begint vaak met de misdaad. Je weet dus al wat er gebeurd is, alleen nog niet hoe. Hoe noem je deze techniek?
A
Springen tussen verhaallijnen
B
Verhaallijn afkappen
C
Ontknoping uitstellen
D
Gebruik maken van een plottwist/plotwending

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke techniek zet de schrijver je op het verkeerde spoor?
A
Springen tussen verhaallijnen
B
Verhaallijn afkappen
C
Ontknoping uitstellen
D
Gebruik maken van een plottwist/plotwending

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag!
- Open je document mondeling Nederlands mavo 3,
- Pas de begrippen fictie toe op je boek, wees zo uitgebreid mogelijk in je antwoord, geef dus ook voorbeelden!
(omgeving, plot, spanning)


Slide 37 - Slide

This item has no instructions

 Verteltijd en vertelde tijd
Verteltijd: hoelang een verhaal duurt om te lezen. 
- Dus in aantal bladzijdes, minuten. aantal woorden etc.

Vertelde tijd: hoelang een verhaal in het verhaal duurt.
- Dus hoeveel tijd er voorbij gaat in het verhaal. 

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Historische tijd
In welke tijd speelt het zich af?

In de Eerste of Tweede Wereldoorlog? In 2020? 

Je moet ook uit kunnen leggen waarom je dat denkt. Bijvoorbeeld door een gebeurtenis.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Versnelling en vertraging

Versnelling: Er gaat in weinig tekst veel tijd voorbij. 
Bv: De maan hield zich al 4 maanden schuil achter de wolken. 

Vertraging: Er gaat veel tekst in weinig tijd voorbij. 
Bv: De docent liep van het lokaal naar de kantine, terwijl ze dacht aan de boodschappen die ze nog moest doen. Ook popte er een glimlach op haar gezicht, want ze moest denken aan een grapje dat een leerling net maakte. 

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Flashback en flashforward
Flashback: terugblik naar een eerdere gebeurtenis. 
- Met een terugblik, krijg je meer informatie over de hoofdpersoon.
Flashforward: Sprong in de tijd naar een latere gebeurtenis.
(Soms ook fastforward genoemd)
- De schrijver geeft je alvast informatie over wat er nog komen zal. 

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

1 = flashforward
2 = flashbck
3 = flashforward
Opbouw
Heeft het boek hoofdstukken? Hoeveel? Hebben ze bijzondere titels? Of juist niet?
Heeft het boek verschillende delen? Hoeveel? Waarom deze delen?
Heeft het boek een proloog? Of een epiloog? Functie?

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
- Open je document mondeling Nederlands mavo 3,
- Pas de begrippen fictie toe op je boek, wees zo uitgebreid mogelijk in je antwoord, geef dus ook voorbeelden!


Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Thema
Kort en algemeen wat de strekking van het verhaal is.
Je kunt het thema formuleren:
- in een paar woorden (de grote gevolgen van pesten);
- in een korte zin (Scholier wordt zo gepest dat hij zelfmoord pleegt);
- in een vraag (Wat zijn de gevolgen van pesten?).

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Titelverklaring en motto
Hoe komt de titel terug in het boek? Waarom heeft de auteur voor deze titel gekozen?

Heeft het boek een motto? Wat betekent het motto? Wat heeft de betekenis met het boek te maken?

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een open en gesloten eind?

Slide 47 - Open question

This item has no instructions

Eind 
Gesloten einde: het verhaalprobleem is opgelost. 

Open einde: sommige zaken zijn nog niet opgelost. Als lezer moet je zelf invullen hoe het verhaal verder zal gaan en wat er met de personages gaat gebeuren.

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Mening
Over alle begrippen en gebeurtenissen moet je ook je mening kunnen geven. Vind je dat de auteur de begrippen goed heeft toegepast? Snap je de keuzes van de hoofdpersoon? 


Vond je het een leuk boek om te lezen? Of juist helemaal niet? Je moet je mening kunnen onderbouwen met argumenten. 

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
- Open je document mondeling Nederlands mavo 3,
- Pas de begrippen fictie toe op je boek, wees zo uitgebreid mogelijk in je antwoord, geef dus ook voorbeelden!


Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Programma
Opzet van het mondeling
Beoordelingsformulier doornemen
Info over de column
Samen een column lezen

Slide 51 - Slide

This item has no instructions