quizz h6 Licht!

Quizz H6 Licht!
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 31 min

Items in this lesson

Quizz H6 Licht!

Slide 1 - Slide

Ultraviolet licht, wit licht en infrarood licht komen als straling van de zon
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 2 - Quiz

Waar wordt gebruik gemaakt van ultraviolet licht?
A
een afstandsbediening
B
een sensor in een buitenlamp
C
een warmtelamp
D
een zonnebank

Slide 3 - Quiz

Het licht van de zon zie je als wit licht.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 4 - Quiz

Een lichtbron straalt licht uit.
Dat licht beweegt langs:

A
horizontale lijnen.
B
kromme lijnen.
C
rechte lijnen.
D
verticale lijnen

Slide 5 - Quiz

Licht dat rechtstreeks van een lichtbron komt is direct licht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Is een vuurvliegje natuurlijk of kunstmatig licht?
A
Natuurlijk
B
Kunstmatig

Slide 7 - Quiz

Is een gloeilamp natuurlijk of kunstmatig licht?
A
Natuurlijk
B
Kunstmatig

Slide 8 - Quiz

Is een ster een natuurlijk of kunstmatig licht?
A
Natuurlijk
B
Kunstmatig

Slide 9 - Quiz

Welke kleur licht kan ik zien als ik:

Wit licht schijn op een witte tafel?
A
Wit
B
Zwart
C
Alles
D
Geen

Slide 10 - Quiz

Welke kleur licht kan ik zien als ik:

Wit licht schijn op een zwarte tafel?
A
Wit
B
Zwart
C
Alles
D
Geen

Slide 11 - Quiz

Welke kleur licht kan ik zien als ik:

Wit licht schijn op een blauwe tafel?
A
Wit
B
Zwart
C
Blauw
D
Alles behalve blauw

Slide 12 - Quiz

Licht kan worden geabsorbeerd of terug worden gekaatst.

Welke kleur licht wordt terug gekaatst door een gele tafel?


A
Wit
B
Zwart
C
Alleen geel
D
Alles behalve geel

Slide 13 - Quiz

Licht kan worden geabsorbeerd of terug worden gekaatst.

Welke kleur licht wordt geabsorbeerd door een gele tafel?


A
Wit
B
Zwart
C
Alleen geel
D
Alles behalve geel

Slide 14 - Quiz

Hoe heet het gebied waar het licht niet kan komen?
A
Het duister
B
Het donker
C
Het steegje achter Twans huis
D
De schaduw

Slide 15 - Quiz

Wat gebeurt er met het licht op het plaatje?
A
spiegelende reflectie
B
diffuse reflectie
C
verspreiding (gesplitst)
D
absorptie

Slide 16 - Quiz

Wat gebeurd er als licht op een voorwerp valt?
A
Het weerkaatst
B
Het verdwijnt
C
Het wordt opgegeten
D
Het wordt geabsorbeerd

Slide 17 - Quiz

Welk licht maakt je bruin?
A
Ultra Violet
B
IR straling
C
Infra rood licht
D
zonlicht

Slide 18 - Quiz

Wat gebeurt er met het licht op het plaatje?
A
spiegelende reflectie
B
diffuse reflectie
C
verspreiding (gesplitst)
D
absorptie

Slide 19 - Quiz

een blauwe trui heeft blauw licht de kleur:
A
rood
B
blauw
C
groen
D
zwart

Slide 20 - Quiz

Uit hoeveel kleuren bestaat licht?
A
Licht bestaat uit 2 kleuren
B
Licht bestaat uit 5 kleuren
C
Licht bestaat uit 7 kleuren
D
Licht bestaat uit alle kleuren van de regenboog

Slide 21 - Quiz

Welk soort licht zie je hier?
A
direct licht van een natuurlijke lichtbron
B
direct licht van een kunstmatige lichtbron
C
indirect licht van een natuurlijke lichtbron
D
indirect licht van een kunstmatige lichtbron

Slide 22 - Quiz

UV licht is?
A
Zichtbaar licht
B
Rood licht
C
Warmte straling
D
Onzichtbare straling

Slide 23 - Quiz

Een voorwerp dat zelf geen licht geeft, kaatst licht diffuus terug.
Wat is de betekenis van 'diffuse terugkaatsing'?
A
terugkaatsing in alle richtingen
B
terugkaatsing in één richting

Slide 24 - Quiz

Een zonnebank zendt uv-licht uit.
Naast welke kleur licht in het spectrum ligt uv-straling?
A
blauw
B
oranje
C
rood
D
violet

Slide 25 - Quiz

Vul de volgende zin aan:
In de tekening is bij de letter B
sprake van.........
B
A
indirect licht
B
direct licht
C
schaduw
D
een lelijke stoel

Slide 26 - Quiz

Waar is de schaduw het donkerst?
A
Tussen B en C
B
Tussen A en B
C
Tussen C en D
D
Tussen B en D

Slide 27 - Quiz

En wat voor schaduwen zie je hier?
A
Kernschaduw en halfschaduw
B
Geen van beiden
C
Alleen kernschaduw
D
Alleen halfschaduw

Slide 28 - Quiz

Dit is een voorbeeld
A
Direct licht
B
Indirect licht
C
Diffuus licht
D
Schaduwvorming

Slide 29 - Quiz

De zon is een ..
A
Kunstmatig lichtbron
B
Lichtbron
C
Diffuus terruggekaats
D
Schaduw

Slide 30 - Quiz

De schaduw word groter als
A
als de lamp meer licht geeft
B
als je naar de lamp toe loopt.
C
als de lamp dichter bij jou komt te staan.
D
als je van de lamp weg loopt.

Slide 31 - Quiz

Wat is de spiegelwet?
A
"letters die je in een spiegelbeeld ziet zijn omgekeerd"
B
"Hoek van inval is gelijk aan hoek van terugkaatsing"
C
"bolle spiegels zijn groter dan holle spiegels"
D
"een spiegel is altijd vlak"

Slide 32 - Quiz

Waar is het spiegelbeeld?
A
Voor de spiegel
B
Op de spiegel
C
Achter de spiegel

Slide 33 - Quiz

De jongen ziet het spiegelbeeld van de kaars in de spiegel.
Kruis de juiste bewering aan over de punt van de vlam en zijn spiegelbeeld.
A
de punt van de vlam ligt iets dichter bij de spiegel dan het spiegel beeld van de punt van de vlam
B
de punt van de vlam ligt even ver van de spiegel als het spiegel beeld van de punt van de vlam
C
de punt van de vlam ligt iets verder weg van de spiegel dan het spiegel beeld van de punt van de vlam

Slide 34 - Quiz

Matthias kijkt in de spiegel en ziet zijn spiegelbeeld.
Welke bewering over Matthias en zijn spiegelbeeld is juist?
A
Punt L4 bevindt zich iets dichter bij de spiegel dan punt B4
B
Punt L1 bevindt zich iets verder van de spiegel dan punt B1
C
Punt L3 bevindt zich op precies dezelfde afstand van de spiegel dan punt B3

Slide 35 - Quiz

Wat weet je van de afstand
tussen het spiegelbeeld en de spiegel
en de afstand
tussen het voorwerp en de spiegel?
A
afstand van spiegelbeeld tot spiegel is het grootst
B
afstand van voorwerp tot spiegel is het grootst
C
beide afstanden zijn even groot
D
dat verschilt per situatie

Slide 36 - Quiz