Les 13

Weer & Klimaat

Programma

Binnenkomst + absentie (3 min)

Introductie (5 min)

Leerdoelen (2 min)

Uitleg (10 min)

Check (5 min)

Aan het werk (15 min)

Nakijken (10 min)

Afsluiting (10 min)

Leerdoelen

Aan het einde van deze les

1. weet je welke stof uit paragraaf 1 tm 6 je goed beheerst;

2. weet je welke stof uit paragraaf 1 tm 6 je nog eens extra moet bestuderen;

3. kun je een plan maken voor jezelf waarin staat wat je nodig hebt om je kennis over paragraaf 1 tm 6 op niveau te brengen.

Aan het werk- groep 1

Wat: kies uit de opdrachten op de volgende slide. Zorg dat je tenminste 6 sterren verdient.

Hoe: alleen

Hulp: tekstboek blz. 86 + 87 + feedback docent 

Tijd: 35 minuten

Klaar: maak een extra opdracht.

Aan het werk- groep 2

Wat: kies uit de opdrachten op de volgende slide. Zorg dat je tenminste 4 sterren verdient.

Hoe: alleen 

Hulp: tekstboek blz. 86 + 87 en docent.

Tijd: 35 minuten

Klaar: maak een extra opdracht.

Nakijken - groep 1

Wat: 

-Paragraaf 3.1 vraag 1 + 5

-Paragraaf 3.5 vraag 1abc + 2 + 3

-Paragraaf 3.7 vraag 1

-Examentrainer blz. 120 vraag 1 + 3 + 4 + 22

-Opdracht territoriale wateren

Hoe: in drietallen

Hulp: nakijkboek + groepsgenoten + feedback docent

Nakijken - groep 2

Wat: 

- Paragraaf 3.1 vraag 1 + 2

- Paragraaf 3.5 vraag 1abc + 2

- Examentrainer blz. 120 vraag 1 + 3 + 4 + 22

Hoe: in drietallen

Hulp: nakijkboek + groepsgenoten + docent

2X

Afronding

Hoe ging het proefwerk?

Welke vraag vond je moeilijk en waarom?

Huiswerk

Leerdoelen

Aan het einde van deze les

1. weet je welke stof uit paragraaf 1 tm 6 je goed beheerst;

2. weet je welke stof uit paragraaf 1 tm 6 je nog eens extra moet bestuderen;

3. kun je een plan maken voor jezelf waarin staat wat je nodig hebt om je kennis over paragraaf 1 tm 6 op niveau te brengen.

Wat moeten we nu echt weten?

Het weer is de toestand van de …. om ons heen.​

Het weer wordt gemaakt door drie weerelementen, namelijk​

….​

….​

….​

De temperatuur in het noorden van Nederland is .....  (hoger/ lager) dan in het zuiden en aan de kust is het in de zomer ....(warmer/ kouder) dan in het oosten.

​Er bestaan verschillende voorbeelden van neerslag. Deze vijf ken ik: 1….., 2….., 3……​, 4....., 5.......

Op hooggelegen plekken in Nederland regent het .... (vaker/ minder) dan in laag gelegen plekken.

De wind komt in Nederland meestal uit het ..... (zuidwesten/ Noordoosten).

Aan de kust waait het ..... (harder/ zachter) dan boven land.

Hoe heb ik deze les meegedaan?

😒🙁😐🙂😃

Huiswerk

Werkboek

Bladzijde 54: vraag 3

Bladzijde 57: vraag 7

Bladzijde 60: vraag 1 + 2

Bladzijde 76: vraag 2

Bladzijde 77: vraag 4 + 5