Hfst 3 Vol spanning Les 3.1 Fictie

Welkom! 
Pak je spullen Nederlands
(je boek en je laptop) 
Log alvast in. 
Pak je leesboek en ga lezen. 

docent
docent
docent
docent
docent
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom! 
Pak je spullen Nederlands
(je boek en je laptop) 
Log alvast in. 
Pak je leesboek en ga lezen. 

docent
docent
docent
docent
docent

Slide 1 - Slide

Lesopbouw:
Absentie
Hfst overzicht
Start nieuw Thema: Vol Spanning
Doel en uitleg deze les
Maken en bespreken opdrachten
Afsluiting

Slide 2 - Slide

Hfst overzicht: Vol Spanning
Les 6: Spreken, kijken en luisteren (SO periode 2 is luisteropdr)
Les 1: Fictie
Les 2: Gedicht
Les 4: Schrijven en formuleren
Les 3: Lezen
Les 5: Woorden
Les 7: Grammatica
Les 8: Spelling
Les 9 Media en onderzoek:  Daarna Toets Thema 3 jan/feb

Slide 3 - Slide

Nieuw Thema
Vol Spanning!
Emoties uiten d.m.v. -> emoticons
Hawai -->                        Frankrijk -->  

                                             Nederland --> 




Slide 4 - Slide

Ik kan mijn emoties goed tonen
Waar
beetje waar
neutraal
niet waar

Slide 5 - Poll

Emoties tonen is niet stoer.
Waar
beetje waar
neutraal
niet waar

Slide 6 - Poll

Slide 7 - Slide

Doel: les 1 Fictie
Ik weet wat hoofdpersonen zijn. 

Slide 8 - Slide

Doel: les 3.1 Fictie
Maak opdracht 1. 
blz 130
timer
3:00

Slide 9 - Slide

Welk boek/film heb jij gekozen?
Titel + is het een boek of een film?

Slide 10 - Open question

Waar gaat het verhaal over?
In 2 zinnen.

Slide 11 - Open question

Wat is de naam van de hoofdpersoon?

Slide 12 - Open question

Noem twee uiterlijke kenmerken van deze persoon.

Slide 13 - Open question

Leertekst: de hoofdpersoon
De hoofdpersoon is de belangrijkste persoon in het verhaal.  Het is degene waar je het meeste over te weten komt.
  • Wat hij/zij denkt/voelt. 
  • Karaktereigenschappen
  • Hoe hij/zij eruit ziet. 
  • waar/hoe en met wie hij/zij woont
In boeken/films krijg je zelfs te weten wat personen denken. In het echte leven is dat niet zo. 

Slide 14 - Slide

Vul het juiste woord in:
IN het echt leer je het karakter van mensen kennen door wat ze doen en wat ze ...........................

Slide 15 - Open question

Vul het juiste woord in:
In verhalen lees je ook vaak wat hun gedachten en ........................ zijn.

Slide 16 - Open question

Vul het juiste woord in:
Zo leer je ze vaak sneller en beter kennen dan ..................................... .

Slide 17 - Open question

Online Malmberg
Magister: leermiddelen:
NED: thema 3: les 1 fictie. 
Opdracht 3

Oortjes in en luister naar het verhaal. 
Slim als je met je ogen meeleest. 

Slide 18 - Slide

Wie is de hoofdpersoon uit dit fragment?
Vader, Mara, Jaron

Slide 19 - Open question

Waarom?

Slide 20 - Open question

Staat er iets in het fragment over hoe Mara eruit ziet? ja/nee

Slide 21 - Open question

Wat kom je over Mara te weten?
Ze is bezorgd.
Ze is gehoorzaam.
Ze is een meisje dat gevoelloos is.
Ze is stoer en heldhaftig.

Slide 22 - Poll

Zegt, Doet, Denkt of Voelt Mara dit:
Voorzichtig maakte ze haar hand los uit zijn slappe greep en liep achter vader aan.
zegt
doet
denkt
voelt

Slide 23 - Poll

Zegt, Doet, Denkt of Voelt Mara dit:
'Papa wil dat ik naar tante Isolde ga.'
zegt
doet
denkt
voelt

Slide 24 - Poll

Zegt, Doet, Denkt of Voelt Mara dit:
Mara was vooral bang dat ze, als ze nu vertrok, haar broer nooit meer zou zien.
zegt
doet
denkt
voelt

Slide 25 - Poll

Hoe gaat het verhaal verder?
Hoe denk je dat het verhaal verder gaat? 
Bespreek het samen met een klasgenoot. 
max 3

Slide 26 - Slide

Online Malmberg
Magister: leermiddelen:
NED: thema 3: les 1 fictie. 
Opdracht 7

Oortjes in en luister naar het verhaal. 
Slim als je met je ogen meeleest. 

Slide 27 - Slide

Zet een streep door:
opdr 2, 3, 4, 5 en 6. 

Slide 28 - Slide

Afsluiting van de les 
Doel: les 1 Fictie
Ik weet wat hoofdpersonen zijn. 

Slide 29 - Slide

Wanneer is iemand een hoofdpersoon?
A
Als je iets over hem te weten komt.
B
Als je zijn karakter, uiterlijk en nog meer te weten komt over hem
C
Als je weet waar hij woont.
D
Als je weet wat zijn karakter is.

Slide 30 - Quiz

Wat vond je fijn deze les?

Slide 31 - Open question

Hoe was jouw werkhouding deze les?

Slide 32 - Open question

Bedankt voor jullie aandacht!
Je weet nu wat een hoofdpersoon is. 

Slide 33 - Slide