Paradigma Quiz

Ben je er klaar voor?
😒🙁😐🙂😃
1 / 21
next
Slide 1: Poll
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Ben je er klaar voor?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

This item has no instructions

Functionalisme 
Conflictparadigma
Sociaalconstructivisme

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

Bij samenwerking moet de sociale cohesie in stand worden gehouden.
A
Rationele-actorparadigma
B
Conflict paradigma
C
Functionalisme
D
Sociaalconstructivisme

Slide 3 - Quiz

Hier kan eventueel het verschil tussen collectieve identiteit en externe collectieve identiteit uitgelegd worden (pagina 15 in het boek)
Conflict-paradigma
Rationele-actor paradigma

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Welke aanname van het rationele-actor paradigma hoort er niet bij?
A
Maken van een kosten-baten analyse
B
Rationeel handelen ordent samenleving
C
Individuele en collectieve rationaliteit kunnen verschillen.
D
Rationaliteit zorgt voor sociale cohesie.

Slide 5 - Quiz

Hier kan eventueel het verschil tussen collectieve identiteit en externe collectieve identiteit uitgelegd worden (pagina 15 in het boek)
HOOFDCONCEPT Verhouding (1)
Het hoofdconcept verhouding verwijst naar de wijze waarop mensen zich van elkaar ……………………………………………… en tot elkaar…………………………………… en de manier waarop …………………………….… in sociale zin vorm geven aan deze verschillen. ​


onderscheiden
verhouden 
samenlevingen
verschillen

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Conflicten kunnen zorgen voor maatschappelijke veranderingen.
A
Rationele-actorparadigma
B
Conflict paradigma
C
Functionalisme
D
Sociaalconstructivisme

Slide 7 - Quiz

Hier kan eventueel het verschil tussen collectieve identiteit en externe collectieve identiteit uitgelegd worden (pagina 15 in het boek)
Individueel gedrag is het startpunt van onderzoek.
A
Rationele-actorparadigma
B
Conflict paradigma
C
Functionalisme
D
Sociaalconstructivisme

Slide 8 - Quiz

Hier kan eventueel het verschil tussen collectieve identiteit en externe collectieve identiteit uitgelegd worden (pagina 15 in het boek)
Welke aanname van het conflict paradigma hoort er niet bij?
A
Ongelijkheden zijn gevolg van machtsverschillen
B
Ongelijkheden zijn een uitzondering.
C
Strijd kan leiden tot verdwijnen ongelijkheid.
D
Nieuw vormen van ongelijkheid ontstaan altijd.

Slide 9 - Quiz

Hier kan eventueel het verschil tussen collectieve identiteit en externe collectieve identiteit uitgelegd worden (pagina 15 in het boek)
HOOFDCONCEPT Verandering (1)
Het hoofdconcept verandering verwijst verwijst naar ............................................ van ............................................  in de samenleving en de ............................................  deze te beïnvloeden.


ontwikkelingen
(on)mogelijkheden
richting en tempo
kansen

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Mensen en taken hebben hun eigen functie en bevorderen de harmonie.
A
Rationele-actorparadigma
B
Conflict paradigma
C
Functionalisme
D
Sociaalconstructivisme

Slide 11 - Quiz

Hier kan eventueel het verschil tussen collectieve identiteit en externe collectieve identiteit uitgelegd worden (pagina 15 in het boek)
Sociaalconstructivisme
Rationele-actor paradigma

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Conflicten horen bij de samenleving.
A
Rationele-actorparadigma
B
Conflict paradigma
C
Functionalisme
D
Sociaalconstructivisme

Slide 13 - Quiz

Hier kan eventueel het verschil tussen collectieve identiteit en externe collectieve identiteit uitgelegd worden (pagina 15 in het boek)
Welke aanname van het functionalisme hoort er niet bij?
A
Structuur en orde zijn cruciaal.
B
Het systeem vindt nieuw evenwicht na veranderingen.
C
Verstoringen aan de sociale cohesie horen erbij.
D
Gemeenschappelijke sociale instituties zijn stabilisatoren.

Slide 14 - Quiz

Hier kan eventueel het verschil tussen collectieve identiteit en externe collectieve identiteit uitgelegd worden (pagina 15 in het boek)
De rol die mensen hebben zorgt voor verwachtingen van anderen.
A
Rationele-actorparadigma
B
Conflict paradigma
C
Functionalisme
D
Sociaalconstructivisme

Slide 15 - Quiz

Hier kan eventueel het verschil tussen collectieve identiteit en externe collectieve identiteit uitgelegd worden (pagina 15 in het boek)
HOOFDCONCEPT Binding (1)
Het hoofdconcept verwijst naar .................................................
 tussen mensen in  ..................................................., tussen leden van een groep, in de maatschappij en op het niveau van ....................................................


een gezin of familie
de relatie en onderlinge afhankelijkheden 
gemeenschap
de staat

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Sociaalconstructivisme
Functionalisme

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Welke aanname van het sociaalconstructivisme hoort er niet bij?
A
Interpretaties hangen af van politieke visies.
B
Betekenisgeving hangt niet enkel af van objectieve feiten.
C
Actoren creeren de sociale werklijkheid.
D
Creeeren van de sociale werkelijkheid is een voortdurend proces.

Slide 18 - Quiz

Hier kan eventueel het verschil tussen collectieve identiteit en externe collectieve identiteit uitgelegd worden (pagina 15 in het boek)
Mensen jagen lusten na en willen lasten vermijden.
A
Rationele-actorparadigma
B
Conflict paradigma
C
Functionalisme
D
Sociaalconstructivisme

Slide 19 - Quiz

Hier kan eventueel het verschil tussen collectieve identiteit en externe collectieve identiteit uitgelegd worden (pagina 15 in het boek)
HOOFDCONCEPT Vorming (1)
Het hoofdconcept vorming verwijst naar ................................. van verwerving van een bepaalde ............................


cultuur
proces
ontwikkeling
identiteit

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Sociaalconstructivisme
Rationele-actorparadigma
Functionalisme

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions