Leesvaardigheid les 2: signaalwoorden

Leesvaardigheid - Les 2
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid - Les 2

Slide 1 - Slide

Aan het einde van de les..
  • Kun je in eigen woorden omschrijven wat signaalwoorden zijn en wat ze doen.
  • Kun je signaalwoorden in een zin herkennen en aanwijzen.
  • Ken je de verschillende functies en categorieën van signaal woorden.
  • Kun je signaalwoorden in een tekst benoemen en hierbij de functie in de zin/ tekst/ alinea benoemen.

Slide 2 - Slide

Signaalwoorden

Slide 3 - Mind map

Signaalwoorden
Signaalwoorden:
  • Geven het verband aan tussen zinnen en alinea's
  • Geven belangrijke informatie over  de opbouw van een tekst.

Kun je in het Nederlands voorbeelden geven van signaalwoorden?

Slide 4 - Slide

7 verbanden signaalwoorden
  1. Uitbreiding
  2. Reden/ oorzaak
  3. Tegenstelling
  4. Voorwaarde
  5. Tijd
  6. Gevolg/ conclusie
  7. Vergelijking / voorbeeld

Slide 5 - Slide

Moreover
Once
Since
Although
Consequently
Unless
Uitbreiding
Tijd
Tegenstelling
Reden/oorzaak
Voorwaarde
Gevolg/conclusie

Slide 6 - Drag question

Voorbeelden
Opsomming= er wordt een statement gemaakt en dit wordt uitgebreid met extra argumenten
--> He showed up late. Besides, he did not do his homework.

Reden/ oorzaak = er wordt een reden of oorzaak gegeven voor een eerdere gebeurtenis.
--> I missed the party because I went to bed early

Slide 7 - Slide

Voorbeelden
Tegenstelling = een eerdere uitspraak in dezelfde zin of in de alinea wordt ontkend.
--> you are a great writer. However, your handwriting is illegible

Voorwaarde = er wordt een voorwaarde gegeven voor een bepaalde actie.
--> I'll go with you if you let me drive.

Slide 8 - Slide

Voorbeelden
Tijdsaanduiding = er wordt een tijdsaanduiding gegeven voor de gebeurtenis die plaatsvindt.
--> The man went to the bathroom. Meanwhile someone broke into his appartment.

Gevolg/ conclusie = er wordt een gevolg van een bepaalde actie gegeven of er wordt een conclusie over een eerder tekstdeel getrokken.
--> Tim behaved terribly at school. Therefore, he was expelled.

Slide 9 - Slide

Voorbeelden
Vergelijking / voorbeeld = Er wordt een voorbeeld gegeven of een vergelijking gemaakt tussen zinnen of zinsdelen.
--> You've been behaving terribly. For example, you've been bullying everyone.


Slide 10 - Slide

I like her ........... she is very kind.
A
If
B
Because
C
But

Slide 11 - Quiz

............ being a player on my team, he was also my friend
A
Besides
B
However
C
Because

Slide 12 - Quiz

They sell books ............ magazines
A
Furthermore
B
However
C
As well as

Slide 13 - Quiz

Don't do anything ............ I tell you to
A
Until
B
furthermore
C
While

Slide 14 - Quiz

We gaan samen aan de slag!
We gaan samen naar een online tekst maken.


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Maak de volgende opdrachten.
Je gaat zelfstandig aan de slag met opdrachten over signaalwoorden (de volgende link in de LessonUp).
w(at) = Je maakt de opdracht in de link, ex 1 + 2.
H(oe) = Je gaat in de zin kiezen tussen het correcte signaalwoord.
H(ulp) = Steek je digitale handje op als je hulp nodig hebt.
T(ijd) = Jullie hebben 15 min.
U(itkomst) = Uiteindelijk de context van signaalwoorden herkennen.
K(laar) = Als je klaar bent lever je een screenshot van de opdr. in op itslearning.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Hoe vinden jullie de bijlessen tot nu toe gaan?

Slide 19 - Mind map

Tips wat je graag in de toekomst nog zou willen zien in de bijlessen?

Slide 20 - Mind map

Slide 21 - Link