zwakke werkwoorden verleden tijd

Wat is een zwak werkwoord?

  • Wanneer je het werkwoord in de verleden tijd zet is er geen klinkerverandering
  • Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat is een zwak werkwoord?

  • Wanneer je het werkwoord in de verleden tijd zet is er geen klinkerverandering
  • Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak

Slide 1 - Slide

Welke werkwoorden in dit verhaal zijn niet zwak (sterke of hulp- werkwoorden?)
Ich stand um 6.30 h auf. Ich frühstückte Müsli mit Milch um 7:00 h. Dabei hörte ich Spotify. Leider musste ich mich dann beeilen und packte schnell noch meine Schultasche. Ich machte ich mit mit dem Fahrrad auf den Weg zur Schule. Dort hatte ich in der ersten Stunde Deutsch. Ich rannte schnell die Treppe rauf und war pünktlich. Ich machte dort fleißig meine Aufgaben. Um 10 h hatte ich endlich Pause. Meine Freunde freuten sich auch alle auf die Pause. In der Pause spielten wir Fußball. 

Slide 2 - Slide

Stappenplan:
  1.  zoek de stam (hele werkwoord -en) 
  2. Zoek onderwerp, welke uitgang hoort erbij?
  3. Zet de juiste uitgang achter de stam


Hoofdregel verleden tijd: zwakke werkwoord vervoegen

ich mach           + te
du mach            + test
er/sie/es mach  + te
wir mach           + ten
ihr mach            + tet
sie/Sie mach     + ten

timer
3:00

Slide 3 - Slide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
Welke uitgang komt achter de stam in de verleden tijd?
te
ten
test
ten
tet
te

Slide 4 - Drag question

Hoe zeg je "hij leerde" lernen?
A
er lernen
B
er lernte
C
er lernete
D
sie liernten

Slide 5 - Quiz

Bijzonderheden........
Als de stam eindigt op -d of -t     
dan beginnen alle uitgangen automatisch met een 'e'


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Verleden tijd
Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
red
red
red

red
red
red
-ete
-etest
-ete
-eten
-eten
-etet

Slide 8 - Drag question

Wat is de correcte verleden tijds vorm?
er [arbeiten]
A
arbeitet
B
arbeitete
C
arbeitetet
D
arbeite

Slide 9 - Quiz

Hoe zeg je "het regende"
A
es regnen
B
es regnet
C
es regent
D
es regnete

Slide 10 - Quiz

Verleden tijd: antworten

Wer ...... auf diese schwierige Frage?
A
antworteten
B
antworetet
C
antwortete
D
antworte

Slide 11 - Quiz

Vul de verleden tijd in:
ich ( baden ) .....

Slide 12 - Open question

Vul de verleden tijd in:
der Arzt ( drücken ) .....

Slide 13 - Open question

Wieviel hast du verstanden?
0100

Slide 14 - Poll