This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Reading file - lesson 1
Slide 1 - Slide
Reading file
De komende lessen gaan we besteden aan leesvaardigheid. Je gaat leren;
Welke tekstdoelen en tekstsoorten er zijn
Welke leesstrategieën we kennen en
wanneer en hoe je die leesstrategieën hanteert
Slide 2 - Slide
Onderdeel SE
Vanwege de situatie rond de maatregelen tegen het Corona virus, kunnen we tot 6 april niet naar school. Daarom hebben we in overleg met de examencommissie het PTA voor Engels aangepast.
De toets Reading 2 wordt vervangen door een praktische opdracht. De komende vier lessen krijg je opdrachten die je moet inleveren. Je docent kijkt de opdrachten na en je krijgt een cijfer voor het geheel. Dit cijfer telt 2x mee.
Slide 3 - Slide
Wat weet je nog van klas 3? Welke tekstsoorten en -doelen ken je nog?
Tekstsoorten & tekstdoelen
Slide 4 - Mind map
Examenteksten: KADER
Als kader student maak je alleen de opdrachten op de blauwe slides.
Daarna ga je verder naar de gele slides
Slide 5 - Slide
Juist of onjuist?
Leopold Wrobel zei dat hij zijn buren alleen maar probeerde te vermaken.
Click text to zoom
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quiz
Juist of onjuist?
Er was duidelijk bewijs dat de gebeurtenissen regelmatig plaatsvonden.
Click text to zoom
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quiz
Juist of onjuist?
Volgens de advocaat van de verdediging was het fluiten voor de hond bedoeld.
Click text to zoom
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quiz
Juist of onjuist?
Eén van de slachtoffers vertelde dat ze allemaal nare dromen had.
Click text to zoom
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quiz
I'll travel anywhere
De volgende vragen gaan over de tekst over Linda Cruse. Deze tekst vind je door hier te klikken.
Slide 10 - Slide
'the flash of insight' (paragraph 1) In welke alinea wordt de gebeurtenis die dit veroorzaakte beschreven? Noteer alleen het nummer.
Slide 11 - Open question
What point is made in paragraph 2?
A
Linda hardly ever sees her relatives now she is an aid worker.
B
Linda has lost all her belongings after a nasty divorce.
C
Linda is happy with the way in which her life has changed.
D
Linda started a new job when her children were old enough.
Slide 12 - Quiz
Kies bij __24__ in alinea 3 het juiste woord uit de gegeven mogelijkheden.
A
dissatisfied
B
needed
C
overqualified
D
underpaid
Slide 13 - Quiz
What can be concluded from paragraph 4?
A
Linda actively approached international celebrities to get more media attention.
B
Linda and her daughter have worked on commercial projects all over the world.
C
Linda is good at persuading companies to support organisations for people in need.
D
Linda only works for projects in countries that have reliable political
leaders.
Slide 14 - Quiz
'the real test came in 2004' (paragraph 5) What is meant by 'the real test'?
A
confronting the local inhabitants with what could be improved
B
trying to interest the right parties into rebuilding a destroyed area
C
using comedy to lighten up the lives of hungry children and orphans
D
working in a disaster zone where urgent help is needed
Slide 15 - Quiz
What becomes clear from paragraph 6?
A
Linda believes many people in the UK live superficial lives.
B
Linda thinks her friends feel threatened by her achievements.
C
Linda’s lifestyle is healthier than that of the average Briton.
D
Linda’s relatives want her to come and live in the UK again.
Slide 16 - Quiz
How is Linda presented in this article?
A
as irresponsible and restless
B
as quick and impulsive
C
as skilful and admirable
D
as strict and inflexible
Slide 17 - Quiz
Bekijk nu eerst de korte instructievideo.
Nadat je de video bekeken hebt maak je de matching opdracht en de meerkeuze vragen die er achteraan komen.
Slide 18 - Slide
0
Slide 19 - Video
Welke items horen bij welk tekstdoel?
Informeren/
instrueren
Amuseren
Overtuigen
Overhalen
Informatieve tekst
Amuserende tekst
Meninggevende tekst
Aansporende tekst
Slide 20 - Drag question
Wat is het tekstdoel van de schrijver van de tekst hiernaast?
Click picture to zoom
A
Informeren/instrueren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen
Slide 21 - Quiz
Wat is het tekstdoel van de schrijver van de tekst hiernaast?
Click picture to zoom
A
Informeren/instrueren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen
Slide 22 - Quiz
Wat is het tekstdoel van de schrijver van de tekst hiernaast?
Click picture to zoom
A
Informeren/instrueren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen
Slide 23 - Quiz
Wat is het tekstdoel van de schrijver van de tekst hiernaast?
Click picture to zoom
A
Informeren/instrueren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen
Slide 24 - Quiz
Wat is het tekstdoel van de schrijver van de tekst hiernaast?
Click picture to zoom
A
Informeren/instrueren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen
Slide 25 - Quiz
Wat is het tekstdoel van de schrijver van de tekst hiernaast?
A
Informeren/instrueren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen
Slide 26 - Quiz
Wat is het tekstdoel van de schrijver van de tekst hiernaast?
Click picture to zoom
A
Informeren/instrueren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen
Slide 27 - Quiz
Leesvaardigheid - gap text
In een gap text moet je zelf een woord invullen om de zin kloppend te maken. Waar let je op?
Waar gaat de zin over?
Wat voor soort woord moet je invullen? (werkwoord, zelfstandig naamwoord, signaalwoord?)
Wat betekenen de woorden waaruit je kunt kiezen? Weet je dat niet? Zoek het dan op!
Slide 28 - Slide
Welk woord hoort er in de eerste gap?
A surfer fought off a Great White Shark by repeatedly punching it in the face after it bit his arm and sunk its __(1)__ into his surfboard.
Nick Minogue, 60, from Auckland, New Zealand, was trying to catch some __(2)__ at Pauanui Beach on Saturday when his morning was interrupted by a three-metre long visitor with a fin.
Slide 29 - Open question
Welk woord hoort er in de tweede gap?
A surfer fought off a Great White Shark by repeatedly punching it in the face after it bit his arm and sunk its __(1)__ into his surfboard.
Nick Minogue, 60, from Auckland, New Zealand, was trying to catch some __(2)__ at Pauanui Beach on Saturday when his morning was interrupted by a three-metre long visitor with a fin.
Slide 30 - Open question
Airtravel
Je gaat een gap filling exercise maken. In de tekst zitten 9 gaps, bij iedere gap kies je welk woord erin past.
Slide 31 - Slide
Which word fits gap #1?
Click text to zoom
A
the
B
a
C
one
Slide 32 - Quiz
Which word fits gap #2?
Click text to zoom
A
fly
B
flown
C
flew
Slide 33 - Quiz
Which word fits gap #3?
Click text to zoom
A
in
B
at
C
through
Slide 34 - Quiz
Which word fits gap #4?
Click text to zoom
A
lot
B
many
C
few
Slide 35 - Quiz
Which word fits gap #5?
Click text to zoom
A
fast
B
faster
C
fastest
Slide 36 - Quiz
Which word fits gap #6?
Click text to zoom
A
must
B
should
C
could
Slide 37 - Quiz
Which word fits gap #7?
Click text to zoom
A
between
B
from
C
of
Slide 38 - Quiz
Which word fits gap #8?
Click text to zoom
A
with
B
on
C
by
Slide 39 - Quiz
Which word fits gap #9?
Click text to zoom
A
them
B
their
C
they
Slide 40 - Quiz
Reading file part 1: Done.
Je hebt in deze les een stuk theorie behandelt en een gap filling exercise gedaan. De resultaten van deze opdrachten kan je docent inzien.
Samen met de opdrachten uit de parts 2, 3 & 4 krijg je hiervoor een cijfer.
Want to know how we decide on your mark? Click here.