Werkwoordelijke gezegde en bijvoeglijk naamwoord

Nederlands  
Werkwoordelijk gezegde en bijvoeglijk naamwoord                   
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands  
Werkwoordelijk gezegde en bijvoeglijk naamwoord                   

Slide 1 - Slide

Lesdoel
  • Je weet wat het werkwoordelijk gezegde is 
  • Je kunt het werkwoordelijk gezegde vinden in een zin.
  • Je weet wat het bijvoegelijk naawoord is en kan deze ondertrepen in een zin. 


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
- Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm plus de andere werkwoorden in de zin.  Ook wel gezegd alle werkwoorden in de zin. 
Barbara wil piano leren spelen.  

wg= wil spelen 

- Staat 'te'of 'aan het'voor het werkwoord? Dit hoort bij het wg.
Kees ligt in een hangmat te lezen. 
wg= ligt te lezen 

- Soms is het wg een werkwoordelijke uitdrukking.
De inbrekers kozen het hazenpad

Slide 4 - Slide

Wat is het wwg in de volgende zin:
De leerlingen hebben de nieuwe docent Frans geregeld op de kast gejaagd.

Slide 5 - Open question





Pak nu pen en papier

Slide 6 - Slide



Bij zijn dertigste inbraak liep de crimineel uiteindelijk tegen de lamp.


wg = 

Slide 7 - Slide



Na de nederlaag stak de trainer zijn speelsters een hart onder de riem. 


wg = 

Slide 8 - Slide

Op tweejarige leeftijd werd de orka Keiko gevangen door IJslandse jagers. 

wg = 

Tien jaar later speelde hij mee in de film Free Willy. 

wg = 

Slide 9 - Slide

Daardoor begonnen mensen na te denken over het lot van het dier in gevangenschap. 

wg = 

De vervolgfilm leverde Warner Bros veel geld op.  

wg = 

Slide 10 - Slide

Met een deel ervan werd Keiko voorbereid op een leven in het wild.  

wg = 

Dat proces bleek moeilijk te verlopen.  
 
wg = 

Slide 11 - Slide

Woordsoorten: Bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Slide

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
  1. Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord. 
  2. Een bijvoeglijk naamwoord staat meestal vóór een zelfstandig naamwoord.

Slide 13 - Slide

Noem een aantal bijvoeglijke naamwoorden

Slide 14 - Mind map