Talent 2.5 Woorden-2

Talent 2.5 Woorden
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Talent 2.5 Woorden

Slide 1 - Slide

Lesdoel:
  • In deze les leer je de betekenis van 12 woorden van thema 2
  • In deze les leer je wat synoniemen zijn

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Bedenk twee woorden die synoniemen zijn. (Je mag ook in je boek kijken op blz 103)

Slide 4 - Open question

Acccepteren
Iets nemen zoals het is.
"Hij accepteert dat hij ouder wordt"

Slide 5 - Slide

Ik accepteer dat ik niet altijd kan winnen.
In deze zin is accepteer goed gebruikt
A
juist
B
niet juist

Slide 6 - Quiz

Diverse
Allerlei, verschillende andere.
"De winkel heeft diverse snoepsoorten."

Slide 7 - Slide

Maak een zin die begint met:
Ik heb diverse ...........

Slide 8 - Open question

De ingrediënten
De delen waarmee je een gerecht maakt

Slide 9 - Slide

Wat is geen ingrediënt voor tomatensoep
A
tomaten
B
uit
C
knoflook
D
hagelslag

Slide 10 - Quiz

De kennis

1. Iemand die je kent                       2. Dat wat je weet

Slide 11 - Slide

Wat is géén kennis?
(je kunt kiezen uit twee antwoorden)
A
De vriendin van de buurvrouw (die je wel eens ziet)
B
Je weet wat de hoofdsteden van Europa zijn
C
Je beste vriend
D
Enzo Knol

Slide 12 - Quiz

Met regelmaat
Regelmatig, met een vast ritme.
"De klok slaat met regelmaat. (Elk half uur)"

Slide 13 - Slide

Onbezorgd
zonder zorgen.



Slide 14 - Slide

Ik maak me nergens druk over ik ben onbezorgd
A
juist
B
niet juist

Slide 15 - Quiz

Ontvangen
krijgen


Slide 16 - Slide

Ik heb te hard gereden. Ik krijg een boete en moet nog €100 ontvangen
A
Deze zin klopt
B
Deze zin klopt niet

Slide 17 - Quiz

Optimaal
Op de beste manier.
"De planten staan boven elkaar, ik heb mijn tuin optimaal gebruikt."



Slide 18 - Slide

Uniek
enig in zijn soort, bijzonder


Slide 19 - Slide

Schrijf wie je idool is, en wat hem/haar uniek maakt.

Slide 20 - Open question

De variant
Andere vorm of manier, de variatie.
"Op de plaatjes zie je twee Volkswagens, een oude en een nieuwe variant."


Slide 21 - Slide

Waar kun je nog meer verschillende varianten van hebben?

Slide 22 - Open question

Verantwoordelijk
Verplicht ervoor te zorgen dat alles goed gaat.


Slide 23 - Slide

Waar ben jij verantwoordelijk voor?
(Dus waar moet jij voor zorgen dat alles goed gaat?)

Slide 24 - Open question

Vriendschap sluiten
vrienden worden met iemand


Slide 25 - Slide

Je gaat maken
blz 100 opdracht 10 (10  minuten)
blz 100 opdracht 11, 12, 13, 15

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide