4HP3 les 9 Laagland literatuur & lezer Module 1

4HP3 les 9 Laagland literatuur & lezer Module 1
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4HP3 les 9 Laagland literatuur & lezer Module 1

Slide 1 - Slide

Programma
  • Lezen in je boek. Heb je het al bijna uit?
  • Uitleg bij 1.1 Fictie en lezer, 1.2 Lezer en tekst en 1.3 Jij als lezer (zie blz. 33-35)
  • Aan de slag met opdracht 1, 2, 3
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Lesdoelen:
Aan het einde van de les weet je:
1. het verschil tussen fictie en non-fictie;
2. wat literaire teksten zijn en in welke drie groepen ze verdeeld worden;
3. wat open plekken zijn;
4. het verschil tussen een open en een gesloten einde;
5. dat er drie soorten spanning zijn;
6. welke verwachtingen lezers hebben;
7. & wat voor lezer jij bent!

Slide 3 - Slide

Laagland
Laagland is ingedeeld in een A en een B boek

A: literaire ontwikkeling en begrippen
B: literatuurgeschiedenis 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Literatuur
 Literaire ontwikkeling en begrippen

Het is daarbij de bedoeling dat je literaire teksten en tekstsoorten leert herkennen en onderscheiden. Verder is het van belang dat je literaire begrippen begrijpt én kan toepassen bij de interpretatie van literaire teksten. 

Om te beginnen: Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?

Slide 6 - Slide

Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?

Slide 7 - Open question

Wanneer is een tekst literair, denk je?

Slide 8 - Open question

1.1. Fictie en literatuur
  • Weet je nog wat het verschil is tussen fictie en non-fictie?
  • Bij veel van die teksten kun je als lezer ook de vraag stellen: waar of niet waar? Teksten over een bestaande (historische) situatie, waarbij het doel voor jou als lezer direct duidelijk is en waarbij je jezelf de vraag waar of niet waar kunt stellen, noemen we non-fictie.
  • Bij fictie is dat anders. De vraag waar of niet waar is bij fictie niet aan de orde. Een fictionele tekst heeft ook geen doel, zoals een gebruiksaanwijzing, recept of een leertekst, want een fictionele tekst is géén beschrijving van een bepaalde (historische) situatie in de werkelijkheid.
  • Bij een fictionele tekst stel jij je als lezer een bepaalde situatie voor. Als lezer creëer jij al lezend een ‘wereld in woorden’.

Slide 9 - Slide

1.1 Fictie en literatuur
  • Wat is literatuur?
  • Fictionele teksten waaraan veel betekenis of waarde wordt gehecht: literaire teksten, of: literatuur. 
  • In veel literaire teksten verschilt het taalgebruik van het alledaagse taalgebruik. 
  • Als lezer verwacht je in een literaire tekst eerder bepaalde vormen van rijm of beeldspraak dan in een leertekst of in een gebruiksaanwijzing.

Slide 10 - Slide

1.1 Fictie en literatuur
Literaire teksten worden in drie soorten verdeeld.
1. Proza -> vullen de regels de totale breedte van de pagina. Romans (honderd bladzijden of meer), novellen (ongeveer tachtig tot honderd bladzijden) en het kort verhaal (minder dan vijfentwintig bladzijden) zijn vormen van proza. Een prozatekst is verdeeld in alinea’s. Romans zijn verdeeld in hoofdstukken.
2. Poëzie -> herken je doordat de tekst op een bijzondere manier op de bladzijde staat, vaak met veel wit. Er zijn ook liedteksten die tot de poëzie worden gerekend.
3. Toneel -> verschilt van proza en poëzie. Proza en poëzie lees je zelfstandig en individueel. Toneelteksten daarentegen zijn in de eerste plaats bedoeld om gespeeld te worden voor een publiek. De tekst van het toneelstuk vormt het uitgangspunt van de voorstelling.

Slide 11 - Slide

1.1 Fictie en literatuur

Slide 12 - Slide

1.2 Lezer en tekst
De reden waarom je leest > leesmotivatie: ontspannen, wegdromen, jezelf herkennen of de wereld om je heen leren kennen

Literaire teksten hebben een effect op je: in de lach schieten, nadenken, of meer over jezelf ontdekken

Kenmerk literaire teksten: open plekken > roepen vragen op

Soms verwijzen teksten naar de werkelijkheid > je hebt dus zelf een hoop kennis nodig, denk aan kennis over historische personen

Slide 13 - Slide

1.2 Lezer en tekst
Gesloten einde > alle open plekken ingevuld, open einde > vragen over de open plekken

Open plek > spanning
Informatieachterstand: verteller of lezer weet iets wat personages niet weten (raadsel, geheim of dreiging)

Verwachtingen
  • Door genres: welke ken je?
  • Mentaal schema: je hebt een idee wat gaat gebeuren
  • Samenhang: je verwacht dat elementen van het verhaal goed op elkaar aansluiten

Slide 14 - Slide

Verwachtingen
 - genre
Bij een detective verwacht de lezer dat de misdadiger ontmaskerd wordt. 
Bij een liefdesverhaal verwacht de lezer een happy end. 

Slide 15 - Slide

Verwachtingen
 - mentaal schema
Je verwacht dat gebeurtenissen op een bepaalde manier verlopen.
Je verwacht dat mensen zich op een bepaalde manier gedragen. 

Zo krijg je verwachtingen over hoe personages in een bepaalde situatie zullen gaan reageren. 

Slide 16 - Slide

Verwachtingen
 - samenhang
Je verwacht dat zinnen op elkaar aansluiten.
Je verwacht dat er een logische en chronologische volgorde tussen de gebeurtenissen is.
Op deze manier kun je betekenis toekennen aan een tekst.

Slide 17 - Slide

Zelf aan de slag!
Wat? Maak opdracht 1, 2, 3 van module 1 Laagland (blz. 7-13)
Hoe? Je mag in groepjes werken en met elkaar overleggen.
Tijd? Je hebt tot het einde van de les, het is huiswerk voor de volgende les.
Klaar? Kom dan bij me. 

Slide 18 - Slide