Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3
This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Was en textielsoorten
Slide 1 - Slide
Textiel
Textiel betekent ‘geweven stof’.
Het wordt gebruikt voor kleding maar ook in de aankleding van een huis, zoals gordijnen of bekleding van een bank.
Ook in het huishouden komt textiel voor, zoals een handdoek, vaatdoek of zeem.
Slide 2 - Slide
Functies van textiel
Beschermen tegen kou, warmte en vocht.
Met kleding kun je je uiterlijk aantrekkelijker maken. Je kunt mooie vormen beter uit laten komen. Met kleding kun je je ook onderscheiden van anderen (politie, cultuur).
Met huishoudtextiel kun je schoonmaken en je hebt natuurlijk ook textiel om in te slapen, zodat je lichaam warm blijft.
Slide 3 - Slide
Materiaal
De basismaterialen waar textiel van gemaakt wordt noemen we grondstoffen.
Natuurlijke grondstoffen: grondstoffen die in de natuur worden aangetroffen. Natuurlijke grondstoffen worden in twee groepen verdeeld: Plantaardig & Dierlijk; katoen, wol, zijde en linnen
Kunstmatige grondstoffen: grondstoffen die in de fabriek vervaardigd worden. Een ander woord voor kunstmatig is synthetisch. Kunstmatige grondstoffen worden in twee groepen verdeeld: Half synthetisch (hebben natuurlijke grondstoffen als basis) & Synthetisch; polyester, polyamide en viscose
Slide 4 - Slide
viscose
wol
zijde
linnen
Slide 5 - Drag question
Natuurlijke grondstoffen
Kunstmatige grondstoffen
Polyester
Wol
Linnen
Viscose
Zijde
Katoen
Slide 6 - Drag question
Textiel is
A
Een kledingstuk met polyester
B
Een geweven stof
C
Een wasmiddel op biologische wijze
D
Een kledingstuk voor kinderen vanaf 4
Slide 7 - Quiz
Wat is Ergonomie?
A
Iets wat met de wetenschap te maken heeft
B
Verstandig met je lichaam omgaan.
C
Je ergert je aan iemand
D
Iets wat met geld te maken heeft
Slide 8 - Quiz
Samenstellingsetiket
Slide 9 - Slide
Wat staat er op het samenstellingsetiket?
A
Hoe je de was moet wassen
B
Waar het textiel van is gemaakt
C
De wasvoorschriften
D
Wassymbolen
Slide 10 - Quiz
Wat staat er op een behandelingsetiket?
A
Van welk materiaal het textielproduct gemaakt is
B
Hoe belangrijk het is om dit product te wassen.
C
Hoe te behandelen tijdens het wassen
D
Hoe het textiel samengesteld is
Slide 11 - Quiz
Is dit een samenstellingsetiket of behandelingsetiket?
A
Samenstellingsetiket
B
Behandelingsetiket
Slide 12 - Quiz
Waarom zijn wassymbolen belangrijk?
Slide 13 - Open question
Wat betekenen de volgende wassymbolen?
Bleken
Wassen
Wasdroger
Slide 14 - Drag question
4. Wat betekent dit wassymbool?
Slide 15 - Open question
Wat betekent dit wassymbool:
A
wassen op 30 graden
B
wassen op 40 graden
C
handwassen
D
niet wassen
Slide 16 - Quiz
Wat betekent dit wassymbool:
A
niet wassen
B
niet strijken
C
niet drogen
D
niet bleken
Slide 17 - Quiz
Wat betekent dit wassymbool:
A
Niet drogen in de wasdroger
B
Drogen in de wasdroger
C
Niet wassen in de wasmachine
D
Wassen in de wasmachine
Slide 18 - Quiz
Wat betekenen deze wassymbolen?
A
1 = in de wasmachine wassen op antikreuk-programma 2 = heet strijken 3 = niet bleken
4 = stomen mag 5 = mag in de droger
B
1 = in de wasmachine wassen op antikreuk-programma 2 = warm strijken
3 = bleken mag 4 = niet stomen
5 = mag in de droger
C
1 = in de wasmachine wassen op gewoon programma 2 = lauw strijken
3 = bleken mag 4 = niet stomen
5 = mag niet in de droger
D
1 = in de wasmachine wassen op gewoon programma 2 = warm strijken
3 = niet bleken 4 = stomen mag
5 = mag niet in de droger
Slide 19 - Quiz
Wat betekent het wassymbool?
Slide 20 - Open question
Wat betekend dit wassymbool?
A
Niet strijken
B
Strijken tot 120°C
C
Strijken tot 110°C
D
Strijken tot 80°C
Slide 21 - Quiz
Wat betekenen de wassymbolen?
Bleken
Chemisch reinigen
Strijken
Droger
Wassen
Slide 22 - Drag question
Wat betekent dit wassymbool?
Slide 23 - Open question
Wat betekent het wassymbool?
Slide 24 - Open question
Dit wassymbool betekent
A
Niet drogen
B
Niet strijken
C
Niet bleken
D
Niet wassen
Slide 25 - Quiz
Dit wassymbool betekent
A
Handwas
B
Niet laten drogen
C
Chemisch reinigen
D
Horizontaal laten drogen
Slide 26 - Quiz
Wat moet je altijd controleren als je de wasdroger gebruikt
A
Of de deur goed dicht is
B
Of de pluizenfilter is schoongemaakt
C
Of de was droog is geworden
D
Of de wasdroger op " uit" staat als je er iets in stopt