H1 Verwijswoorden les 1 (05/09)

Welkom!
Ga rustig zitten op je plek en leg je spullen op tafel.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga rustig zitten op je plek en leg je spullen op tafel.

Slide 1 - Slide

10 minuten stil lezen uit je leesboek. 

Slide 2 - Slide

H1 Verwijswoorden les 1

Slide 3 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Wat weet je nog
- Uitleg theorie 
- Oefenen
- Werken aan de opdracht 

Aan het einde van de les weet je welke verwijswoorden er zijn en hoe je deze in een tekst kan gebruiken. 

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog?

Slide 5 - Slide

Wat is een verwijswoord?
A
Een woord dat verwijst naar een ander woord.
B
Een woord dat dezelfde betekenis heeft als een ander woord.
C
Een woord dat alleen in formele teksten wordt gebruikt.
D
Een woord dat aan het begin van een zin staat.

Slide 6 - Quiz

Wat is de functie van een verwijswoord in een zin?
A
Een verwijswoord maakt de zin langer en complexer.
B
Een verwijswoord geeft aan wie de zin uitspreekt.
C
Een verwijswoord vervangt een ander woord om herhaling te voorkomen.
D
Een verwijswoord voegt extra informatie toe aan de zin.

Slide 7 - Quiz

Hoe kun je een verwijswoord herkennen in een zin?
A
Een verwijswoord staat altijd aan het einde van een zin.
B
Een verwijswoord heeft altijd meer dan één lettergreep.
C
Een verwijswoord verwijst naar een ander woord dat eerder in de tekst genoemd is.
D
Een verwijswoord is altijd een zelfstandig naamwoord.

Slide 8 - Quiz

Wat is het verwijswoord in de zin: 'Mijn zus heeft een nieuwe fiets. Ze is er heel blij mee.'?
A
Ze
B
Mijn
C
Zus
D
Fiets

Slide 9 - Quiz

Wat is het verwijswoord in de zin: 'De hond loopt in de tuin en blaft. Hij is erg speels.'?
A
In
B
De
C
Tuin
D
Hij

Slide 10 - Quiz

Bedenk twee zinnen waarin een verwijswoord voorkomt.

Slide 11 - Open question

Theorie 

Slide 12 - Slide

Verwijswoorden
'Ik zal nooit slakken eten, van slakken gruwel ik. Of je slakken nu bakt met knoflook, of dat je slakken grilt, slakken hoef ik niet.'

Wat valt je op aan dit kleine stukje tekst?
Wat kan anders?

  • Ik zal nooit slakken eten, daar gruwel ik van. Of je ze nu bakt met knoflook, of grilt, ik hoef ze niet.'

  • Een verwijswoord verwijst naar een ander woord, een andere woordgroep of een andere zin. Verwijswoorden kunnen voornaamwoorden, bijwoorden of synoniemen zijn. 

Slide 13 - Slide

Verwijswoorden
Voornaamwoorden:
  • Persoonlijk, bezittelijk, aanwijzend, vragend
  • Je verwijst naar de-woorden met die en deze en naar het-woorden met dit en en dat.
  • Je verwijst naar mannelijke de- en het-woorden met zijn en naar vrouwelijke woorden met haar.


  • Mijn zus is bezorgd dat iedereen haar mislukte kapsel meteen opmerkt. 
  • De grijze poes die daar loopt, is van mijn buren.

Slide 14 - Slide

Verwijswoorden
Bijwoorden:
  • Daar, daarvan, erover, hier, hoe, toen, waar, wanneer, zo 

  • Wat vind je van mijn voorstel? Denk erover na.
  • Heb je haar idee gehoord voor de vergadering? Ik weet nog niet wat ik daarvan vind. 

Synoniemen:
  • Verschillende woorden om hetzelfde te omschrijven 

  • Koning Willem-Alexander bracht een bezoek aan het rampgebied. Het staatshoofd was zichtbaar aangedaan. 

Slide 15 - Slide

Oefenen

Slide 16 - Slide

Bedenk een korte tekst waarin een verwijswoord voorkomt als synoniem.

Slide 17 - Open question

Bedenk een korte tekst waarin een verwijswoord voorkomt als bijwoord.

Slide 18 - Open question

Bedenk een korte tekst waarin een verwijswoord in voorkomt als voornaamwoord.

Slide 19 - Open question

Werken aan de opdracht
Wat? Lees bladzijde 54 van het handboek en maak opdracht 2 en 3 op bladzijde 13 van het oefenboek
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les, het is huiswerk voor 12/09 
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk 

Gebruik hiervoor de theorie op bladzijde 54-55 van het handboek. 
timer
6:00

Slide 20 - Slide

Huiswerk
Voor volgende week donderdag (12/09) moet opdracht 2 en 3 op bladzijde 13 af zijn.

Gebruik hiervoor de theorie op bladzijde 54-55 van het handboek. 

Schrijf dit op in je agenda!

Slide 21 - Slide