H1 Verwijswoorden les 2

Welkom!
Ga rustig zitten op je plek en leg je spullen op tafel.

Leg je huiswerk op de hoek van de tafel (opdracht 2 en 3 op bladzijde 13)
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga rustig zitten op je plek en leg je spullen op tafel.

Leg je huiswerk op de hoek van de tafel (opdracht 2 en 3 op bladzijde 13)

Slide 1 - Slide

10 minuten stil lezen uit je leesboek. 

Slide 2 - Slide

H1 Verwijswoorden les 2

Slide 3 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Huiswerk bespreken 
- Wat weet je nog 
- Herhaling theorie 
- Werken aan de opdracht 

Aan het einde van de les weet je welke verwijswoorden er zijn en hoe je deze in een tekst kan gebruiken. 

Slide 4 - Slide

Huiswerk bespreken
Opdracht 2 en 3 op bladzijde 13

Slide 5 - Slide

Wat weet je nog?

Slide 6 - Slide

Wat is een verwijswoord?
A
Een woord dat verwijst naar een ander woord.
B
Een woord dat dezelfde betekenis heeft als een ander woord.
C
Een woord dat alleen in formele teksten wordt gebruikt.
D
Een woord dat aan het begin van een zin staat.

Slide 7 - Quiz

Wat is de functie van een verwijswoord in een zin?
A
Een verwijswoord maakt de zin langer en complexer.
B
Een verwijswoord geeft aan wie de zin uitspreekt.
C
Een verwijswoord vervangt een ander woord om herhaling te voorkomen.
D
Een verwijswoord voegt extra informatie toe aan de zin.

Slide 8 - Quiz

Hoe kun je een verwijswoord herkennen in een zin?
A
Een verwijswoord staat altijd aan het einde van een zin.
B
Een verwijswoord heeft altijd meer dan één lettergreep.
C
Een verwijswoord verwijst naar een ander woord dat eerder in de tekst genoemd is.
D
Een verwijswoord is altijd een zelfstandig naamwoord.

Slide 9 - Quiz

Welk woord is geen verwijswoord?
A
ervan
B
erover
C
daartegen
D
deze

Slide 10 - Quiz

Dit zijn de winnaars van onze wedstrijd: Paul, Dave en Mick.
Wat is het verwijswoord in deze zin?

Slide 11 - Open question

Verwijswoorden zijn handig, want ze voorkomen dat je steeds dezelfde woorden moet gebruiken.
Wat is het verwijswoord in deze zin?

Slide 12 - Open question

De studenten werkten hard aan hun project, en waren trots op het resultaat.
Wat is het verwijswoord in deze zin?

Slide 13 - Open question

Ze doen waar hun zin in hebben.

Klopt deze verwijzing?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Theorie 

Slide 15 - Slide

Verwijswoorden
'Ik zal nooit slakken eten, van slakken gruwel ik. Of je slakken nu bakt met knoflook, of dat je slakken grilt, slakken hoef ik niet.'

Wat valt je op aan dit kleine stukje tekst?
Wat kan anders?

  • Ik zal nooit slakken eten, daar gruwel ik van. Of je ze nu bakt met knoflook, of grilt, ik hoef ze niet.'

  • Een verwijswoord verwijst naar een ander woord, een andere woordgroep of een andere zin. Verwijswoorden kunnen voornaamwoorden, bijwoorden of synoniemen zijn. 

Slide 16 - Slide

Verwijswoorden
Voornaamwoorden:
  • Persoonlijk, bezittelijk, aanwijzend, vragend
  • Je verwijst naar de-woorden met die en deze en naar het-woorden met dit en en dat.
  • Je verwijst naar mannelijke de- en het-woorden met zijn en naar vrouwelijke woorden met haar.


  • Mijn zus is bezorgd dat iedereen haar mislukte kapsel meteen opmerkt. 
  • De grijze poes die daar loopt, is van mijn buren.

Slide 17 - Slide

Verwijswoorden
Bijwoorden:
  • Daar, daarvan, erover, hier, hoe, toen, waar, wanneer, zo 

  • Wat vind je van mijn voorstel? Denk erover na.
  • Heb je haar idee gehoord voor de vergadering? Ik weet nog niet wat ik daarvan vind. 

Synoniemen:
  • Verschillende woorden om hetzelfde te omschrijven 

  • Koning Willem-Alexander bracht een bezoek aan het rampgebied. Het staatshoofd was zichtbaar aangedaan. 

Slide 18 - Slide

Werken aan de opdracht
Wat? Maak opdracht 4, 5 en 6 op bladzijde 15 van het oefenboek
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les, het is huiswerk voor 20/09/23
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk 

Gebruik hiervoor de theorie op bladzijde 54-55 van het handboek. 
timer
10:00

Slide 19 - Slide

Huiswerk
Voor vrijdag 20/09 moet opdracht 4, 5 en 6 op bladzijde 15 af zijn.

Gebruik hiervoor de theorie op bladzijde 54-55 van het handboek. 

Schrijf dit op in je agenda!

Slide 20 - Slide