Matigheid/beheerstheid: De vriendschap en eenstemmigheid creëren in de drie polen van de mens (respectievelijk het temperament, begeertes en de rede). Deze deugd is niet een specifieke deugd van de begerende pool, maar van de gehele mens. De beheerstheid en matigheid moet de rede/het verstand accepteren als heerschap van het lichaam. De waarlijk deugdzame mens is iemand bij wie de rede goed functioneert en die dus de juiste Maat inziet, bij wie dus het eergevoel de rede gehoorzaamt en ook de begeertes de heerschappij van de rede accepteren. Zo iemand is verstandig, manhaftig en werkelijk beheerst.