Duits les 2 maatwerk

• Duits
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Duits les 3  

Welke woorden ken je al?

Vertaal de zin:
Ich bin eine Frau

Vertaal de zin:
Hallo, ich bin Stefan

Duitsland had als eerste land in Europa een snelweg

1. Waar
2. Niet waar

Op zondag mogen in Duitsland geen vrachtwagens rijden.

1. Waar
2. Niet waar

Duitsers noemen een rotonde een Rundumgang

1. Waar
2. Niet waar

In Duitsland zijn straatnaamborden wit met zwart.

1. Waar
2. Niet waar

Links en rechts is in Duitsland:

1. Left und Links
2. Links und Rechts

Wat weet je al:
De weg vragen/vertellen

Wir gehen nach Links

Wir gehen geradeaus

Wir gehen rund

De personen

Ik - Ich

Jij - Du

Hij/zij/het - Er/sie/es

Wij - Wir

Jullie - Ihr

U/zij - Sie/sie

Gehen

Ich Gehe

Du Gehst

Er/sie/es Geht

Wir gehen

Ihr Geht

Sie/sie gehen

Werkwoord gehen vervoegen

Vertaal de zinnen: 

1. Pardon, kunt u mij helpen?

2. Waar wil je heen?

3. Hoe kom ik daar?

Wat betekenen de woorden?

1. Ampel

2. Ecke

3. Vielen Dank