This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
1. Welke traditie is in de vorige eeuw ontstaan?
A
De oudejaarsconferentie
B
Oliebollen eten
C
Vuurwerk afsteken
Slide 1 - Quiz
3. Waarom zijn wij in Nederland begonnen met het afsteken van vuurwerk bij het begin van een nieuw jaar?
A
Om de kwade geesten te verjagen
B
Om oud en nieuw extra feestelijk te maken
C
Omdat de Chinezen dat deden. Dit hebben we overgenomen
Slide 2 - Quiz
4. Een collega van u gaat trouwen. U bent niet uitgenodigd maar u wilt wel iets doen. Wat doet u?
A
U geeft een cadeau, bijvoorbeeld iets voor in de keuken
B
U stuurt een enveloppe met geld
C
U stuurt haar een kaartje
Slide 3 - Quiz
5. Welke voortuin is bij Nederlanders geaccepteerd?
A
Tuin met fiets en een afvalbak
B
Tuin met koelkast, lege bierblikjes en nog wat andere troep
C
Tuin met kinderspeelgoed, winkelwagentjes en meerdere afvalbakken
Slide 4 - Quiz
6. U zit met een collega op een terras een drankje te drinken en u stoort zich aan het feit dat een tafeltje verderop twee mannen elkaar strelen en kussen. Wat doet u?
A
U blijft zitten en doet alsof u het niet erg vindt
B
U zegt nogal luidruchtig tegen uw collega wat u vindt van homosekxualiteit
C
U zegt tegen de mannen dat ze ergens anders moeten gaan zitten
Slide 5 - Quiz
7. Het is nieuwjaarsdag. Tijdens de jaarwisseling hebben u en uw buren vuurwerk afgestoken. Er ligt nu veel rotzooi op straat. Wat doet u?
A
Niets, het waait wel een keer weg
B
Niets, straatvegen is een taak van de gemeentereinigingsdienst
C
Als u wakker wordt, veegt u het even aan
Slide 6 - Quiz
8. Uw 17-jarige dochter is geslaagd voor haar havo-examen. Zij geeft vanavond een feestje in uw huis. Hoe zorgt u dat er geen problemen met de buren komen?
A
U doet niets, want zo vaak gebeurt dit niet
B
U waarschuwt uw buren dat er vanavond een feestje is
C
U zorgt dat uw dochter het bezoek om 23:00 uur naar huis toestuurt
Slide 7 - Quiz
9. Uw dochter is een slimme meid. Ze wil na haar middelbare school graag leren. Welke reactie is het best?
A
"Doe maar waar je zin in hebt, dat doe je toch altijd"
B
"Goed idee, vooral doen en verder gaan met leren"
C
"Kan je niet beter gaan werken en je eigen geld verdienen?"
Slide 8 - Quiz
10. Bij de buren van drie huizen verderop staat ineens een houten ooievaar in de tuin. Zij hebben daar dus een kindje gekregen. Het zijn aardige mensen die u altijd groet. Wat kunt u het beste als eerst doen?
A
U doet meteen een felicitatiekaart in de brievenbus
B
U gaat direct bij de buren langs om het kindje te bewonderen
C
U gaat over een paar dagen op bezoek om het kindje te bewonderen
Slide 9 - Quiz
11. Uw koophuis is door brand verwoest. U wilt het huis opnieuw bouwen. Welke verzekering betaalt dat?
A
De inboedelverzekering
B
De opstalverzekering
C
De woonlastenverzekering
Slide 10 - Quiz
12. U vindt dat een collega u tijdens het werk discrimineert. Wat kunt u het beste doen?
A
Uw collega zoveel mogelijk negeren
B
Naar de politie gaan en aangifte doen
C
Hierover met uw werkgever praten
Slide 11 - Quiz
13. U ruikt een gaslucht in uw huurwoning. Wat moet u dan doen?
A
Alle ramen en deuren openen en het energiebedrijf bellen
B
Alle ramen en deuren sluiten en een erkend installateur bellen
C
De hoofdkraan sluiten en de afdeling huisvesting van de gemeente bellen
Slide 12 - Quiz
14. U bent geslaagd voor uw rijexamen. Waar kunt u uw rijbewijs ophalen?
A
Bij de ANWB
B
Bij het gemeentehuis.
C
Op het politiebureau
Slide 13 - Quiz
15. Als u verhuist, heeft u meestal een nieuwe huisarts nodig. Wie moet dit regelen?
A
Dat moet u zelf doen
B
Uw oude huisarts
C
Uw verzekeraar
Slide 14 - Quiz
16. U bent werkloos en u besluit een winkel te beginnen. Waar moet u die winkel dan laten registeren?
A
Bij de kamer van koophandel
B
Bij de sociale dienst
C
Bij het Centrum voor werk en inkomen
Slide 15 - Quiz
17. U hebt vandaag gehoord dat u wordt ontslagen. Over een maand is uw laatste werkdag. Een collega zegt dat u naar het CWI moet. Wanneer gaat u?
A
Als u weer voldoende uitgerust bent
B
Meteen morgen, dan is het gebeurd
C
Over een maand, na uw laatste werkdag
Slide 16 - Quiz
18. Er zijn veel afkortingen voor schooltypes in Nederland. Waar staan de afkortingen in volgorde van oplopend opleidingsniveau.
A
hbo-mbo-wo
B
wo-hbo-mbo
C
mbo-hbo-wo
D
mbo-wo-hbo
Slide 17 - Quiz
19. Waarom is Willem van Oranje heel belangrijk geweest voor Nederland?
A
Hij heeft gezorgd voor het verjagen van de Spaanse bezetter uit ons land
B
Hij heeft het begin van onze onafhankelijkheidsstrijd geleid
C
Hij heeft het volkslied van Nederland, het Wilhelmus geschreven
Slide 18 - Quiz
20. Wat of wie herdenken wij op 4 mei?
A
Alle oorlogsslachtoffers
B
Het begin van de Tweede Wereldoorlog
C
Het einde van de Tweede Wereldoorlog
Slide 19 - Quiz
21. Hoe lang doet u er ongeveer over om met de trein, zonder vertraging, van Amsterdam naar Enschede te reizen?
A
1 uur
B
2 uur
C
3 uur
Slide 20 - Quiz
22. Wat is juist?
A
Alkmaar ligt in Noord-Holland.
B
De Noordoostpolder
hoort bij Gelderland
C
Helmond ligt in Limburg
Slide 21 - Quiz
23. Welke van deze taken voert de koning uit?
A
Ministers benoemen
B
Regering samenstellen
C
Wetten maken
Slide 22 - Quiz
24. U komt ’s avonds laat thuis. Als u binnenkomt, ziet u dat iemand in uw huis heeft ingebroken. Wat moet u dan als eerste doen?
A
Kijken welke spullen er weg zijn en dan de politie bellen