Geschiedenis thema 2 slavernij

Thema 2: de slavernij
Begrippen:
WIC, slaven, Curaçao, Suriname, kolonie, plantage, lijfstraf, Marrons, antislavenbeweging, Keti Koti
1 / 26
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisBasisschoolGroep 6

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Thema 2: de slavernij
Begrippen:
WIC, slaven, Curaçao, Suriname, kolonie, plantage, lijfstraf, Marrons, antislavenbeweging, Keti Koti

Slide 1 - Slide

Wat weet jij al van de slavernij?

Slide 2 - Open question

Waar het allemaal begon...
20 maart 1602
Monopolie op handel Azië.
3 juni 1621
Monopolie op slavenhandel.

Slide 3 - Slide

De WIC...
De West Indische Compagnie

Slide 4 - Slide

De reis van een slaaf...

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Fort Elmina
Fort Elmina was van de Portugezen, maar de kooplieden van de WIC hadden dit fort veroverd en gebruikte het als slavenfort.
Soms moesten slaven wel weken wachten op Fort Elmina. Een schip vertrok pas als er 500 slaven waren.
Slaven zaten met kettingen aan elkaar vast, kregen weinig eten en drinken en de reis duurde wekenlang.
Na een lange reis kwamen de slaven aan bij een fort op Curacao. Curacao was een kolonie van Nederland.
Eenmaal in Suriname moesten de slaven werken op plantages voor rietsuiker en tabak. Suriname was net zoals Curacao een kolonie van Nederland.

Slide 7 - Slide

Waarin handelde de kooplieden van de WIC vooral?
A
Slaven
B
Rietsuiker
C
Tabak
D
Specerijen

Slide 8 - Quiz

Wat deden de kooplieden van de WIC in Afrika?
A
Slaven verkopen.
B
Rietsuiker en tabak kopen.
C
Rietsuiker en tabak verkopen.
D
Slaven kopen.

Slide 9 - Quiz

Wat deden de kooplieden van de WIC in Zuid-Amerika?
A
Slaven verkopen.
B
Rietsuiker en tabak kopen.
C
Rietsuiker en tabak verkopen.
D
Slaven kopen.

Slide 10 - Quiz

Het leven op een plantage...
In 1750 waren er in de kolonie Suriname meer dan 600 boerenbedrijven waar  50.000 slaven werkten.
De planter leefde in prachtige grote huizen.
De slaven leefden bij elkaar achter de velden in kleine hutjes.
Leven op een plantage was erg zwaar. De slaven moesten keihard werken en werden slecht behandeld.

Slide 11 - Slide

Het werk op een plantage...
Veldslaaf
Fabrieksslaaf
Huisslaaf
Deden al het werk op de plantage: planten, onkruid wieden en oogsten.
Deden al het werk in de fabriek: rietstengels koken en vuur onder de ketels laten branden.
Deden huishoudelijke taken.
Veel ongelukken!
Kregen goed te eten en mooie kleding.
Nene: slaaf die op kinderen van planter past.
Foetoeboy: jonge slaaf die klusjes deed voor planter.

Slide 12 - Slide

Hoe heet de eigenaar van een plantage?

Slide 13 - Open question

Welke 3 soorten slaven zijn er?
A
Fabrieksslaaf, huisslaaf en planter.
B
Huisslaaf, veldslaaf en nene.
C
Nene, foetoeboy en huisslaaf.
D
Fabrieksslaaf, huisslaaf en veldslaaf.

Slide 14 - Quiz

Een hard leven...

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Waarom kreeg een slaaf een brandmerk?
A
Zo kon iedereen zien dat jij slaaf was.
B
Zo kon iedereen zien van welke planter je was.
C
Zo kon iedereen zien dat jij probeerde te vluchten.
D
Zo kon iedereen zien dat jij vrij was.

Slide 17 - Quiz

Hoe noem je een slaaf die was ontsnapt?

Slide 18 - Open question

Nieuwe ideeën?
- 200 jaar lang.
- 1852: de negerhut van oom Tom.
- Belang slaven voor kooplieden en planters.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

1 juli 1963
- In Nederlandse kolonies slavernij verboden.
- Gebroken ketens.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Hoe heet het feest waarbij mensen in Suriname de afschaffing van de slavernij vieren?
A
Raki Taki
B
Koti Keti
C
Keti Koti
D
Taki Raki

Slide 23 - Quiz

Slavernij...

Slide 24 - Mind map

Wat wil je nog meer weten?

Slide 25 - Open question

Willen jullie vaker op deze manier les krijgen?
Ja
Nee

Slide 26 - Poll