11.2 Het verteringstelsel

11.2 Het verteringstelsel
Beantwoord volgende vragen op het wisbordje:
1. Welke van de 5 voedingstoffen (Vetten, eiwitten, vitaminen, koolhydraten, mineralen) moet je eerst verteren voordat je ze op kan nemen in het bloed?
2. In welke verteringsorganen worden enzymen gemaakt voor de vertering van eiwitten?
3. Wat is het nut van het gal?
4. Waar worden de voedingstoffen opgenomen in het bloed?
timer
3:00
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

11.2 Het verteringstelsel
Beantwoord volgende vragen op het wisbordje:
1. Welke van de 5 voedingstoffen (Vetten, eiwitten, vitaminen, koolhydraten, mineralen) moet je eerst verteren voordat je ze op kan nemen in het bloed?
2. In welke verteringsorganen worden enzymen gemaakt voor de vertering van eiwitten?
3. Wat is het nut van het gal?
4. Waar worden de voedingstoffen opgenomen in het bloed?
timer
3:00

Slide 1 - Slide

Bespreken practicum
Voedingstof
Indicator
Kleur
Glucose
Maltose
Zetmeel
Eiwit
NaCl
Vitamine C

Slide 2 - Slide

Lezen: Bladzijde 86 - 89 tot aan kopje rol bacteriën
Tekstbegripsvragen:
1. Wat is de functie van kauwen?
2. Uit welke stappen bestaan de peristaltische bewegingen?
3. Waar vinden peristaltische bewegingen plaats?
4. Uit welke onderdelen bestaat maagsap?
5. Hoe wordt pepsinogeen geactiveerd tot pepsine?
timer
7:00

Slide 3 - Slide

Maak een keuze:
Ik volg graag een uitleg van meneer Floor over 10.2
Ik ga zelfstandig aan de slag met de leerdoelen

Slide 4 - Poll

De opties
Aan de hand van de verdeling maken we groepen. 
Bij veel interesse uitleg -> uitleg in lokaal, zelfstandig werken op studieplein
Bij veel interesse zelfstandig werken -> uitleg op studieplein, zelfstandig werken in lokaal

Mensen die zelfstandig werken aan leerdoelen:
- Zie planner Itslearning voor leerdoelen 
- Ga in de gedeelde lessonup van 11.2
- gebruik de lessonup fotovragen om je leerresultaat te tonen (samenvatting, opdrachten uit boek, examenopdrachten, video's)

Slide 5 - Slide

Verteringsstelsel
Functie:
Er voor zorgen dat voedings-
stoffen uit je voedsel op de
plek komen waar ze nodig zijn.


 

Slide 6 - Slide

Verteringsstelsel
Functie:
Vertering (klein maken)
Opname (in je bloed)
Opslag (tijdelijk bewaren)
Transport (naar het doel)

 

Slide 7 - Slide

Wat zijn de monomeren (bouwstenen) van koolhydraten, vetten en eiwitten?

Slide 8 - Open question

Koolhydraten

Slide 9 - Slide

Vetten (lipiden)
BINAS 67G1, 2, 3

  •  Glycerol met 3 vetzuurstaarten
  •  onverzadigd-met dubbele bindingen
  • verzadigd-zonder dubbele bindingen

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Mondholte - gebit
Nodig voor het fijnmalen van je voedsel.
Gebit is aangepast aan dieet
Fijnmalen is nodig zodat enzymen beter je voedsel kunnen afbreken.

Mechanische vertering




 

Slide 16 - Slide

Gebit - oppervlaktevergroting

Slide 17 - Slide

Mondholte
Speekselklieren maken speeksel (BINAS 82F):
Slijm: vergemakkelijkt het slikken
Amylase: breekt zetmeel (amylose) af
Eiwitten die veel mondbacteriën en schimmels doden


Slide 18 - Slide

Slikken
Strottenklepje voorkomt voedsel in je luchtpijp

Slide 19 - Slide

Peristaltiek
                                                                                                                   Langs de hele                                                                                                                                    route (slokdarm,                                                                                                                             maag, darmen)                                                                                                                                 zorgen lengte-  en                                                                                                                          kringspieren                                                                                                                                      ervoor dat het  
                                                                                                                   voedsel de goede kant op beweegt. Ballaststoffen (voedingsvezels) helpen hierbij.

Slide 20 - Slide

Maag
Maagsapklieren maken maagsap (BINAS82F):
Zoutzuur: lage pH. Doodt bacteriën
Pesinogeen (inactief enzym), bij lage pH wordt hieruit peptase/ pepsine gevormd: enzym breekt eiwitten af tot polypeptiden
Slijm: beschermt de maagwand tegen het zuur én tegen de werking van peptase

Slide 21 - Slide

Exocriene klier (opening naar buiten)

Slide 22 - Slide

Maag
Maagportier: kringspier naar de darmen.

Sluit als de zuurgraad in de 12 vingerige darm te hoog wordt (te zuur), opent weer als de zuurgraad gedaald is: regelt op die manier dat er steeds een klein stukje voedsel de maag verlaat.

Slide 23 - Slide

12 vingerige darm (eerste deel dunne darm)

Afvoergang van galblaas (galbuis)
In de lever wordt gal gemaakt en dit wordt in de galblaas opgeslagen (via de galgang).

Gal emulgeert vetten


Slide 24 - Slide

Emulgeren
EMULGEREN IS NIET VERTEREN!!!!!!

Slide 25 - Slide

12 vingerige darm (eerste deel dunne darm)

Afvoergang van alvleesklier

In de alvleesklier wordt 
alvleessap gemaakt:
Enzymen amylase (amylose), tryptase (eiwitten) en lipase (vetten), HCO3-



Slide 26 - Slide

Dunne darm
Darmsapklieren maken darmsap:
Enzymen die koolhydraten, vetten, eiwitten, DNA en RNA afbreken.


Hierna is de vertering klaar!
Nu nog opnemen in het bloed…..



Slide 27 - Slide

Dunne darm

Slide 28 - Slide

Resorptie
Opname van voedingsstoffen en water in het bloed

Vraag: hoeveel celmembranen moet een voedingsstof passeren voordat het in het bloed komt?

Voedingsstoffen: met name in de dunne darm
Water: met name in de dikke darm



Slide 29 - Slide

Dikke darm
  • Opname van water
  • Woonplaats van darmflora
Bacteriën die cellulose kunnen verteren maken glucose: dit wordt ook nog in de dikke darm geresorbeerd.


Tussen dunne en dikke darm: blinde darm (bacterie-opslag) met appendix (afweer)



Slide 30 - Slide

Blinde darm

Slide 31 - Slide

Darmflora
Goede bacterien in de dikke darm.
  • verteren onverteerbare plantaardige stoffen
  • Voorkomen vestiging van slechte bacterien

Blinde darm: ' opslag ' van je darmflora

Darmflora van moeder -> kind tijdens geboorte

Slide 32 - Slide

Darmflora
Probiotica: voedingsmiddelen met goede bacterien die (deels) het verteringsstelsel overleven
Prebiotica: voedingsmiddelen die dienen als voedsel voor de darmflora.

Door je voeding kun je de samenstelling van je darmflora veranderen/ verbeteren.

Slide 33 - Slide

Endeldarm en anus
  • Endeldarm is de opslag van uitwerpselen, als deze vol is volgt ontslasting
  • Anus is de kringspier aan het einde van het darmkanaal, deze sluit de endeldarm af

Slide 34 - Slide

Kleine lesafsluiter

Slide 35 - Slide

7

Slide 36 - Video

01:13
Waar in het bloedvatenstelsel treft men het hoogste glucosegehalte van het bloed aan?

Slide 37 - Open question

02:03
Tot welke monosachariden wordt glycogeen afgebroken?
A
Maltose
B
Glucose
C
Lactose
D
Fructose

Slide 38 - Quiz

02:20
Wat betekend resorptie?

Slide 39 - Open question

03:27
Bij peristaltische bewegingen ...
A
trekken de lengtespieren zich samen achter de voedselbrei en de kringspieren voor de voedselbrei
B
Ontspannen de lengtespieren zich en trekken de kringspieren zich samen voor de voedselbrei
C
trekken de lengtespieren zich samen voor de voedselbrei en de kringspierenachter de voedselbrei

Slide 40 - Quiz

03:49
Waarom zou er in de mond de zuurgraad van het voedsel niet te laag mogen zijn?

Slide 41 - Open question

07:16
Wat is de functie van het gal?

Slide 42 - Open question

11:18
Waarom is de endotheellaag van de darmen zo sterk geplooid?

Slide 43 - Open question