Herhaling weer en klimaat examenvoorbereiding

Herhaling weer en klimaat
examenvoorbereiding
1 / 36
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling weer en klimaat
examenvoorbereiding

Slide 1 - Slide

Weer
Weer:  de toestand van de atmosfeer op een bepaald moment
belangrijke weerelementen: 
  • temperatuur
  • neerslag
  • luchtdruk
  • wind 
  • bewolkingsgraad

Slide 2 - Slide

Zonlicht: zichtbaar licht en uv-straling

Slide 3 - Slide

Klimaat
Gemiddelde weer over een lagere periode in een bepaald gebied
Klimaatfactoren: 
  1. breedteligging (afstand tot de evenaar)
  2. hoogteligging (hoe hoger hoe kouder)
  3. gesteldheid van het aardoppervlak ( bijv. land warmt sneller op dan zee)

Slide 4 - Slide

Winter
Zomer

Slide 5 - Slide

Welke klimaatfactor veroorzaakt de grote temperatuurverschillen in Kansas?
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
gesteldheid van het aardoppervlak
D
uv-straling

Slide 6 - Quiz

Volgens Loe is het klimaat van Nederland veranderd, doordat we twee warme droge zomers gehad hebben.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Temperatuur 
  • Temperatuur van de lucht
  • Gemeten met een thermometer 
  • Maat: Celsius 
  • Gebieden met gelijke temperatuur: isothermen

Slide 8 - Slide

Zoninvalshoek en breedteligging
Regel: zon warmt de aarde en de aarde warmt de lucht
-6 graden Celsius per 1000m stijging

Breedteligging: verschil in temperatuur bepaald door de zoninvalshoek:
afstand
oppervlakte bezonning

Slide 9 - Slide

Seizoenen
Aarde staat schuin 23,5 graden
Door de ongelijke bezonning en daarmee de ongelijke verdeling van warmte/energie ontstaan seizoenen

Slide 10 - Slide

Seizoenen

Slide 11 - Slide

Met welke schaal wordt temperatuur gemeten?
A
Kelvin
B
Fahrenheit
C
Celsius
D
Hectopascal

Slide 12 - Quiz

Met welke schaal wordt temperatuur gemeten in Europa (VK uitgezonderd)?
A
Kelvin
B
Fahrenheit
C
Celsius
D
Hectopascal

Slide 13 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Welk seizoen heeft het noordelijk halfrond?
A
Zomer
B
Winter

Slide 14 - Quiz

Het is 20 graden Celsius op 1 km hoogte, je loopt een berg op en bevindt je op 3 km hoogte. Hoe warm is het?
A
15 graden
B
20 graden
C
12 graden
D
8 graden

Slide 15 - Quiz

Luchtdruk en wind
  • Luchtdruk: gewicht van de lucht
  • Uitgedrukt in hectopascal (hPa)
  • Gemeten met een barometer
  • Isobaren: verbonden gebieden met gelijke druk


Slide 16 - Slide

Maximum en minimum 

Slide 17 - Slide

Windkracht, windsnelheid en windrichting
Wind: verschil in luchtdruk (van hoog naar laag)
Windkracht: schaal van Beaufort (Bft)
Windsnelheid: uitgedrukt in m/s of km/u
Windrichting: noord, zuid, oost en west

Slide 18 - Slide

Aanlandig en aflandige wind
Land warmt en koelt sneller op of af dan water
De zee heeft een matigende rol betreffende temperatuur
Aanlandig: wind waait van zee naar land
Aflandig: wind waait van land naar de zee

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Waarom waait het harder wanneer de isobaren dicht bij elkaar liggen?

Slide 21 - Open question

Ontstaan neerslag
  • Warme lucht kan meer waterdamp bevatten dan koude lucht
  • Koelt de lucht af: verzadiging
  • Waterdamp wordt water: condensatie
  • Zijn de druppels groot genoeg dan vallen ze naar beneden als neerslag

Slide 22 - Slide

Soorten neerslag
  • stijgingsneerslag
  • depressie (lage druk)
  • frontale neerslag
  • warmte front en koufront
  • stuwingsneerslag
  • loefzijde en lijzijde (regenschaduw)

Slide 23 - Slide

Waterkringloop
  • verdamping
  • condensatie
  • neerslag
  • afstroming
  • infiltratie

Slide 24 - Slide

Hoe heet deze
vorm van neerslag?
A
stuwingsneerslag
B
stijgingsneerslag
C
frontale neerslag
D
dalingsneerslag

Slide 25 - Quiz

Hoe heet deze
vorm van neerslag?
A
stuwingsneerslag
B
stijgingsneerslag
C
frontale neerslag
D
koude neerslag

Slide 26 - Quiz

Wanneer neerslag de bodem intrekt, noem je dit?
A
condenseren
B
infiltreren
C
verdampen
D
afstromen

Slide 27 - Quiz

Wet van Buys Ballot
  1. hoge luchtdruk gaat naar lage luchtdruk
  2. noordelijk halfrond: afwijking naar rechts  en op het zuidelijkhalfrond een afwijking naar links

Slide 28 - Slide

Volgens de wet van Buys Ballot heeft de wind op het zuidelijk halfrond een afwijking naar.......
A
links
B
rechts
C
onder
D
boven

Slide 29 - Quiz

Tropische orkanen
  • Tropische orkaan, hurricane, tyfoon, cycloon
  • Maat: Saffir & Simpsons 1 tm. 5
  • ontstaat als tropische depressie (stijgingsneerslag) boven zeewater van 26,5 graden Celsius
  • Erg lage druk - veel aanzuiging van vochtige warme lucht - veel neerslag en hoge windsnelheden
  • lost op boven land - geen warme vochtige lucht

Slide 30 - Slide

Orkanen zijn erg groot 500 - 1500km 

Slide 31 - Slide

Tornado's
  • Ontstaan vaak in Tornado Alley op land
  • Maat: Fujita schaal 0 tm. 5
  • Frontale depressie (frontale neerslag), warme vochtige lucht bots met koude droge lucht. 
  • Koude lucht is zwaarder en duwt de warme vochtige lucht omhoog - ontstaan supercell storms
  • draaien door verandering windrichting op hoge hoogte

Slide 32 - Slide

Tornado zijn klein 100m - 450 m

Slide 33 - Slide

Hoe warm moet het zeewater minimaal zijn om een orkaan te kunnen veroorzaken?
A
26
B
25
C
26,5
D
25,5

Slide 34 - Quiz

Draait een tornado overal ter wereld dezelfde kant op? Leg uit.

Slide 35 - Open question

Hoe heet de schaal waarmee je tornado schade meet?
A
Saffir & Simpson
B
Hectopascal
C
Fujita
D
Beaufort

Slide 36 - Quiz