Ondernemend gedrag - Examenvoorbereiding (vragen)

Ondernemend gedrag - Examenvoorbereiding 
1 / 22
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Ondernemend gedrag - Examenvoorbereiding 

Slide 1 - Slide

Welke stelling over Ondernemend gedrag is juist?
A
Ondernemend gedrag is dat wat jij doet om er voor te zorgen dat je vooruit komt het in leven
B
Bij ondernemend gedrag gaat het om je eigen onderneming

Slide 2 - Quiz

Noem 1 voorbeeld waarin jij ondernemend gedrag laat zien

Slide 3 - Open question

Bewust gedrag is een voorbeeld van een soort gedrag
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Wat betekent waarneembaar gedrag?
A
Innerlijk gedrag, zoals nadenken
B
Gedrag dat je kunt zien, zoals een hamer pakken

Slide 5 - Quiz

Leg uit hoe gedrag tot stand komt aan de hand van onderstaand model

Slide 6 - Open question

Wat wordt bedoeld met attitude?
A
Hoe anderen tegen bepaald gedrag aankijken
B
De verwachting die je van jezelf hebt of je iets kan
C
Je houding ten opzichte van een persoon, plaats of onderwerp.

Slide 7 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met eigen effectiviteit?
A
De verwachting die je van jezelf hebt of je iets kan
B
Hoe anderen tegen bepaald gedrag aankijken
C
Je houding ten opzichte van een persoon, plaats of onderwerp.

Slide 8 - Quiz

Welke eigenschappen horen bij ondernemend gedrag?

Slide 9 - Open question

Je wilt een doel SMART maken. Waar staat de S voor?
A
Simpel
B
Specifiek
C
Strategie
D
Succesvol

Slide 10 - Quiz

Je wilt een doel SMART maken. Waar staat de A voor?
A
Ambititeus
B
Automatisch
C
Acceptabel
D
Altijd haalbaar

Slide 11 - Quiz

Je wilt een doel SMART maken. Waar staat de T voor in SMART?
A
Tijdsgebonden
B
Toegankelijk
C
Tactisch
D
Technisch

Slide 12 - Quiz

Maak nu zelf een SMART doel.
Dit kan bijvoorbeeld gaan over wat je dit schooljaar wilt bereiken

Slide 13 - Open question

Als je wilt reflecteren op je eigen gedrag kun je gebruik maken van een reflectiemodel, zoals STARR
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

STARR staat voor:
A
Studie, Taak, Acties, Redenen, Resultaat
B
Structuur, Taak, Analyse, Reflectie, Resultaat
C
Situatie, Tijd, Analyse, Reflectie, Reactie
D
Situatie, Taak, Actie, Resultaat, Reflectie

Slide 15 - Quiz

Feedback vragen aan anderen is geen andere manier om jouw gedrag te onderzoeken?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Wat zijn waarden?
A
Uitspraken over wat wel of niet is toegestaan volgens de wet
B
Regels die bepalen hoe je je moet gedragen in de samenleving
C
Het aantal spullen dat je bezit
D
Wat je belangrijk vindt in het leven, zoals respect of eerlijkheid

Slide 17 - Quiz

En wat zijn normen?
A
Regels over hoe je je hoort te gedragen op basis van waarden
B
Het belangrijkste doel dat je wilt bereiken in je leven
C
De manier waarop wetten worden gemaakt in een land
D
De rechten die iedereen heeft volgens de wet

Slide 18 - Quiz

"Je wacht netjes in de rij bij de kassa en dringt niet voor." Is een voorbeeld van een waarden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Een structuur die van te voren is bedacht, zoals een hiërarchie (wie leiding geeft aan de ander, de een staat boven de ander) of een formeel gesprek (een vooraf gepland zakelijk gesprek).
Wat wordt hier uitgelegd?
A
Formele bedrijfscultuur
B
Informele bedrijfscultuur

Slide 20 - Quiz

"Tijdens werkzaamheden wordt er regelmatig een grap gemaakt over hoe snel een klus geklaard kan worden, wat bijdraagt aan een gezellige sfeer op de werkvloer."

Dit is een voorbeeld van...
A
Formele bedrijfscultuur
B
Informele bedrijfscultuur

Slide 21 - Quiz

Wat kun je doen om je kennis en vaardigheden te onderhouden?

Slide 22 - Open question