7.4 Hoe komt het Rijk rond?

7.4 Hoe komt het Rijk rond?
1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

7.4 Hoe komt het Rijk rond?

Slide 1 - Slide

Herhalen 7.3
Burgers, bedrijven en de overheid.

Slide 2 - Slide

Wat is privatisering ?
A
een gebied beschermen door plaatsing van een hek
B
afstoten van overheidstaken naar de particuliere sector
C
als een ontwikkeling goed verloopt
D
afstoten van particuliere sector naar overheid.

Slide 3 - Quiz

Wat zijn collectieve goederen?
A
straat verlichting
B
fietspaden
C
auto
D
boten

Slide 4 - Quiz

Wat is Marktwerking
A
De werking van de markt
B
verhouding bestaat tussen vraag en aanbod
C
Een door de overheid gereguleerd systeem
D
Is een economisch begrip, gebaseerd op het principe van het tot stand komen van een evenwichtsprijs

Slide 5 - Quiz

De collectieve sector bestaat uit..
A
overheid en sociale fondsen
B
regering en sociale fondsen
C
het Rijk en sociale fondsen

Slide 6 - Quiz

Wat is de particuliere sector?
A
Van de overheid, wil winst maken
B
Van de overheid, wil geen winst maken
C
Niet van de overheid, wil winst maken
D
Niet van de overheid, wil geen winst maken

Slide 7 - Quiz

7.4 leerdoelen
Je leert:
  • Wat de miljoenennota inhoudt.
  • Wat begrotingstekort en staatsschuld inhouden.
  • Wat indirecte belastingen, directe belastingen,    vennootschapsbelasting en niet-       belastingontvangsten zijn.
  • Wat draagkrachtbeginsel en profijtbeginsel zijn.

Slide 8 - Slide

7.4 Hoe komt het Rijk rond?
Wie heeft de meeste draagkracht?

Slide 9 - Slide

Miljoenennota 
  • Om er voor te zorgen dat de overheid niet teveel geld tekort komt, maakt de overheid een miljoenennota.
  • Dit is een overzicht van de uitgaven en inkomsten die de overheid verwacht te doen. Ook geeft de miljoenennota aan waar de overheid geld aan uitgeef en waar de overheid zijn geld vandaan haalt.

Slide 10 - Slide

Begrotingstekort
Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht, heeft ze een begrotingstekort.

Tegenovergestelde is een 
begrotingsoverschot. 


Slide 11 - Slide

Staatsschuld
  • een begrotingstekort - toename staatsschuld
  • een begrotingsoverschot- afname staatsschuld



Slide 12 - Slide

Belastingen
Indirecte belastingen 
Kostprijsverhogende belastingen 


Directe belastingen
Belasting op inkomsten, winst en vermogen 


Slide 13 - Slide

Vennootschapsbelasting
= belating die bedrijven over de winst moeten betalen.

Slide 14 - Slide

Niet-belastingontvangsten
Aardgas                 Winst overheidsbedrijven                   Boetes

Slide 15 - Slide

Draagkrachtbeginsel
Wie in staat is veel te betalen, moet ook veel betalen. 

Slide 16 - Slide

Profijtbeginsel 
  • Je betaalt als je ergens gebruik van maakt
  • Voorbeeld: wegenbelasting of de kilometerheffing

Slide 17 - Slide

Opdrachten maken

Opdrachten maken uit paragraaf 7.4

Slide 18 - Slide