Het lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het lijdend voorwerp

Slide 1 - Slide

Het lijdend voorwerp
Eerder leerde je:
- de persoonsvorm (pv)
- een zin in zinsdelen verdelen
- het werkwoordelijk gezegde (wwg)
- het onderwerp (o)

Nu leer je: 
- wat het lijdend voorwerp (lv) is
- hoe je het lijdend voorwerp kunt vinden

Slide 2 - Slide

Het lijdend voorwerp
Zinsdelen: je kunt een zin in stukjes verdelen. De zinsdelen die je al geleerd hebt zijn de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp. 

Met het lijdend voorwerp gebeurt iets, het ondergaat wat in het werkwoordelijk gezegde staat. 

Slide 3 - Slide

Lijdend voorwerp
voorbeeld 1

Tim (o) | graaft (pv/wwg) | een kuil. 

Wat graaft Tim? Een kuil. 

Een kuil = het lijdend voorwerp

Slide 4 - Slide

Lijdend voorwerp
voorbeeld 2

Een speler (o) | roept (pv/wwg) | de grensrechter. 

Wie roep een speler? de grensrechter

de grensrechter = het lijdend voorwerp

Slide 5 - Slide

Lijdend voorwerp
voorbeeld 3

Elin (o) | vertelt (pv/wwg) | een verhaal.

Wat vertelt Elin? een verhaal

een verhaal = het lijdend voorwerp

Slide 6 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
Hoe vind je het lv?

Stel de vraag: 

Wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

VB: Bruno drinkt een glas water. 
O = Bruno
WWG = drinkt
Wie of wat drinkt Bruno? 
LV = een glas water

Slide 7 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
Hoe vind je het lv?

Stel de vraag: 

Wie of wat + onderwerp + gezegde?

VB: Mats roept zijn vader. 
O = Mats
WWG = roept
Wie of wat roep Mats? 
LV = zijn vader

Slide 8 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
Hoe vind je het lv?


Let op: afstanden, gewicht en maten kunnen nooit lijdend voorwerp zijn.

Slide 9 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
Hoe vind je het lv?
Let op: afstanden, gewicht en maten kunnen nooit lijdend voorwerp zijn.

Voorbeeld: Ahmed loopt 15 kilometer voor het goede doel. 

Wie of wat loopt Ahmed?  15 kilometer

Deze zin heeft geen lijdend voorwerp. 


Slide 10 - Slide

Schrijf het lijdend voorwerp op.

Zij pakt haar fiets uit de schuur.

Slide 11 - Open question

Schrijf het lijdend voorwerp op.

De leraar schrijft een som op.

Slide 12 - Open question

Schrijf het lijdend voorwerp op.

De voetballer trapt de bal weg.

Slide 13 - Open question

Schrijf het lijdend voorwerp op.

Die taart weegt 4 kilo.

Slide 14 - Open question

Schrijf het lijdend voorwerp op.

Bibelot draagt meestal een ring.

Slide 15 - Open question

Schrijf het lijdend voorwerp op.

Fred doet peper op zijn gebakken ei.

Slide 16 - Open question

Schrijf het lijdend voorwerp op.

Op het feest hebben we gebak gegeten.

Slide 17 - Open question


Schrijf het lijdend voorwerp op.

De visser heeft een karper gevangen.

Slide 18 - Open question


Schrijf het lijdend voorwerp op.

Dagmar heeft de regenjas aan de kapstok gehangen.

Slide 19 - Open question


Schrijf het lijdend voorwerp op.

Kirsten neemt Maja mee naar het zwembad.

Slide 20 - Open question

Lijdend voorwerp (lv)

Test!

Ga naar Kahoot

Slide 21 - Slide