Examentraining na reader

Examentraining Nederlands GT4
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Examentraining Nederlands GT4

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Uit welke onderdelen bestaat het centraal examen Nederlands?
A
begrijpend lezen
B
schrijven zakelijke brief of e-mail
C
begrijpend lezen, woordenschat en schrijven
D
leesvaardigheid en schrijfvaardigheid

Slide 3 - Quiz

Het examen Nederlands nader...?....
(naderen = dichterbij komen)
A
nadert
B
naderd
C
naderdt

Slide 4 - Quiz

Hoelang duurt het
EXAMEN NEDERLANDS?
A
180 minuten
B
100 minuten
C
120 minuten
D
146 minuten

Slide 5 - Quiz

Uit hoeveel teksten bestaat het examen Nederlands?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

Als er staat: gebruik voor je antwoord maximaal 10 woorden en je gebruikt 11 woorden...
A
dan heb je de hele vraag fout
B
dan worden alleen de eerste 10 woorden meegerekend bij het antwoord
C
dan is dat geen probleem
D
dan moet je het examen overdoen

Slide 7 - Quiz

Wat mag je niet doen als er gevraagd wordt een lange zin uit een tekst te citeren?

A
Alleen het regelnummer noteren
B
De hele zin opschrijven
C
het eerste en laatste woord met puntjes ertussen noteren
D
de eerste en laatste twee woorden met puntjes ertussen noteren

Slide 8 - Quiz

Wat moet je NIET doen als je een tekst(gedeelte) moet samenvatten?
A
Voorbeelden noemen
B
Toelichting geven
C
Telegramstijl gebruiken (puntjes onder elkaar)
D
A, B en C

Slide 9 - Quiz

Op welke manier sluit je je zakelijke brief of e-mail af?
A
M.v.g. + voor- en achternaam
B
Groeten, + voor- en achternaam
C
Met vriendelijke groet, + voor- en achternaam
D
Tot ziens, + voor- en achternaam

Slide 10 - Quiz

Inhoud van het examen
Het examen bestaat uit 2 onderdelen:
  1. Leesvaardigheid: je krijgt teksten met daarbij vragen die je moet beantwoorden. 
  2. Tekst schrijven: je moet een tekst schrijven. Bijvoorbeeld een zakelijke brief of een artikel. 

    Slide 11 - Slide

    Leesvaardigheid
    • indeling tekst.
    • onderwerp,deelonderwerp
    • hoofdgedachte
    • alinea


    Slide 12 - Slide

    Slide 13 - Video

    Onderwerp en hoofdgedachte

    Slide 14 - Slide

    Slide 15 - Slide

    Slide 16 - Slide

    Slide 17 - Slide

    Waar vind je de hoofdgedachte?

    Slide 18 - Open question

    Om het onderwerp van een tekst te vinden, stel je de vraag:
    A
    Wat vindt de schrijver van de tekst?
    B
    Waar gaat deze tekst over?
    C
    Wat vind ik van de tekst?

    Slide 19 - Quiz

    Uit welke 3 onderdelen bestaat een tekst?

    Slide 20 - Open question

    Welke zin is meestal de kernzin van een alinea?
    A
    de eerste zin
    B
    de laatste zin
    C
    de eerste of de laatste zin
    D
    het tussenkopje

    Slide 21 - Quiz

    Open vragen
    Leg uit / Verklaar: geef een uitleg in je eigen woorden. Schrijf dus geen zinnen uit de tekst over.
    Noem twee ... / Welke twee ...: schrijf dan twee dingen op. Niet meer, alleen de eerste twee worden nagekeken.
    Citeer een zin: schrijf de eerste twee woorden van een zin op en de laatste twee woorden. Daartussen gebruik je drie punten.
    Zet het regelnummer tussen haakjes. "Het is ... tekst over." (r.23)

    Slide 22 - Slide

    Schrijfvaardigheid
    - Wat moet je schrijven?
    - Meest voorkomende fouten in het eindexamen

    Slide 23 - Slide

    Het schrijfexamen (25%)
    • Zakelijke Brief ( sollicitatiebrief, klachtenbrief of brief met een verzoek) of zakelijke e-mail
    • Artikel  (met argumenten en redenen die je uit een tekst haalt)   

    Slide 24 - Slide

    De zakelijke brief

    Slide 25 - Slide

    Zakelijke brief - uitleg
    Bovenaan de brief
    Eigen gegevens
    Voluit
    Geadresseerde

    Slide 26 - Slide

    Het artikel

    Slide 27 - Slide

    opbouw van een brief/artikel 
    Pakkende titel 

    Inleiding: hier introduceer je het onderwerp en schrijf je waarom je dit stuk schrijft (aanleiding)

    Middenstuk: schrijf over elk deelonderwerp één alinea. Gebruik signaalwoorden.

    Slot: hier geef je een conclusie of korte samenvatting. 

    Slide 28 - Slide

    Voorbeeld: een artikel voor de schoolkrant

    Schrijf een artikel voor de schoolkrant. Gebruik daarvoor de gegevens uit
    de tekst op de vorige bladzijde en eventueel de tekst Eten en snoep bekennen kleur. Je mag ook zelf gegevens inbrengen. Besteed in jouw artikel aandacht aan de volgende onderwerpen: 

    Slide 29 - Slide

    Besteed in jouw artikel aandacht aan de volgende onderwerpen:
    • de aanleiding voor je tekst: opening nieuw schoolgebouw en nieuw
      aanbod kantine; 
    • de werkgroep; Witregel
    •  de reden voor een gezond aanbod in de kantine; 
    •  het belang van gezond eten;
    •  twee elementen die de basis vormen voor een gezond gewicht en
    • lichaam; (witregel)
    •  twee voorbeelden van ongezond eten;
    •  twee voorbeelden van gezond eten; witregel
    •  het percentage jongeren dat lijdt aan overgewicht;
    •  verwijzing naar website voor meer informatie. 

    Maak er een samenhangend geheel van en zet er een passende titel
    boven. Zet je naam onder het artikel en vermeld je school en klas. 

    Slide 30 - Slide

    Examentraining Nederlands GT4

    Slide 31 - Slide