LES 3 Dieren op een zorgboederij (hfst. 2)

Les 3 . Dieren op een zorgboerderij

Leerdoelen

* Je kunt benoemen welke activiteiten met dieren er op een   

    zorgboerderij zijn.


* Je kunt benoemen welke functies de dieren hebben voor   cliënten.


* Je kunt uitleggen hoe je met dieren omgaat.

1 / 16
next
Slide 1: Slide
DierMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 3 . Dieren op een zorgboerderij

Leerdoelen

* Je kunt benoemen welke activiteiten met dieren er op een   

    zorgboerderij zijn.


* Je kunt benoemen welke functies de dieren hebben voor   cliënten.


* Je kunt uitleggen hoe je met dieren omgaat.

Slide 1 - Slide

Twee typen zorgboerderijen met dieren

Slide 2 - Slide

Welk gedrag van een kat komt door een inwendige prikkel
A
de rug krommen met de vacht omhoog
B
vogeltjes vangen om op te eten
C
een kind krabben dat de kat oppakt
D
kopje geven

Slide 3 - Quiz

Gedrag van dieren
* Alles wat een dier doet
* Inwendige prikkels + uitwendige prikkels
* Drempelwaarde 

* Afwijkend gedrag (stereotiep of apathie)

Slide 4 - Slide

Gedrag in de praktijk

Slide 5 - Slide

Wat is afwijkend gedrag van een dier?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk
A
op jacht gaan
B
wegvluchten als je het dier wilt aaien
C
gedrag zonder doel steeds herhalen
D
andere dieren verwonden

Slide 6 - Quiz

Met dieren omgaan





De vijf vrijheden:
  • dieren zijn vrij van honger en dorst
  • dieren zijn vrij van ongemak
  • dieren zijn vrij van pijn, verwonding en ziekte
  • dieren zijn vrij van angst en stress
  • dieren kunnen normaal gedrag vertonen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Als je rekening houdt met de vijf vrijheden van dieren, wat bereik je dan?
A
Dat de dieren veel aandacht krijgen
B
Dat de dieren zich rustig gedragen
C
Dat de dieren geen angst of stress hebben
D
Dan bereik je dierenwelzijn

Slide 9 - Quiz

De vijf vrijheden voor dieren zijn de uitgangspunten voor een goed dierenwelzijn. Wat hoort er niet bij?
A
vrij van angst en stress
B
vrij om maximaal te produceren
C
vrij van pijn, verwondingen en ziekte
D
vrij van honger en dorst

Slide 10 - Quiz

Dieren op de zorgboerderij

Hanteren =

een dier benaderen of verplaatsen

Fixeren =

een dier zo vasthouden dat het zich niet kan bewegen

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Voor welke doelstelling is de omgang met een paard niet geschikt?
A
Uitbreiden van sociale contacten
B
In beweging komen
C
Verminderen van overactiviteit
D
Vertrouwen kweken, angst overwinnen

Slide 13 - Quiz

Wat kunnen cliënten met kippen meestal niet doen?
A
Eieren uithalen
B
Kippen voeren
C
Kippen aaien
D
Eieren schoonmaken en verkopen

Slide 14 - Quiz

Waarom passen kippen bij cliënten met autisme?
A
Een kip houdt afstand tot de mens.
B
Een kip is een groepsdier.
C
Een kip kun je goed aaien.
D
Een kip maakt graag lawaai.

Slide 15 - Quiz

Project; Je eigen zorgboerderij
Kies nu zelf minimaal 5 diersoorten die jij op je eigen zorgboerderij zou willen huisvesten. Verwerk de volgende punten in je powerpoint. 
  1. Welke diersoorten passen bij de doelgroep die jij hebt gekozen? 
  2. Voeg foto's toe van de dieren die je hebt gekozen.
  3. Leg per diersoort uit waarom het dier past bij je doelgroep.
  4. Welke werkzaamheden kun je bij de dieren uitvoeren met de zorgvragers?
  5. Sla de powerpoint op. 

Slide 16 - Slide