BKth 1.7 Grammatica

1.7 Grammatica
Je leert:
- een zin te verdelen in zinsdelen;
- de persoonsvorm in een zin te vinden;
- het onderwerp in een zin te vinden.
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

1.7 Grammatica
Je leert:
- een zin te verdelen in zinsdelen;
- de persoonsvorm in een zin te vinden;
- het onderwerp in een zin te vinden.

Slide 1 - Slide

Welke onderdelen van ontleden ken je al?

Slide 2 - Mind map

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm
Dit zinsdeel kun je aan de volgende dingen herkennen:
- Is een werkwoord.
- Staat in het enkelvoud of het meervoud.
- Staat in de tegenwoordige of verleden tijd.
- Bij een vraagzin staat de persoonsvorm vooraan. 

Je onderstreept de persoonsvorm in een zin.

Slide 5 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

De jarige kat krijgt van zijn baasje snoepjes.

Slide 6 - Open question

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Had je al eerder dit dansje geoefend?

Slide 7 - Open question

Zinsdelen
Een zin bestaat uit allemaal brokjes informatie:

Gisteren liep mijn zusje snel naar de supermarkt.

wanneer actie    wie         hoe       waarnaartoe

Een brokje informatie noem je een zinsdeel.

Slide 8 - Slide

Zinsdelen
Een zinsdeel bestaat soms uit 1 woord, soms uit meerdere woorden.

Je gebruikt strepen |     |  om een zin in zinsdelen te verdelen.

Ieder zinsdeel krijgt straks een naam.

Slide 9 - Slide

zinsdeelproef
uitleg stap
voorbeeld
1
onderstreep de pv. Zet voor en achter de pv een zinsdeelstreep.
Het stille meisje | wacht | in het lokaal op haar moeder. 
2
Het deel voor de pv is altijd één zinsdeel.
Het stille meisje | wacht| in het lokaal op haar moeder. 
3
Verander de volgorde van de zin: kijk welke woorden je samen voor de pv kunt zetten. 
Op haar moeder wacht Mandy in het lokaal.
In het lokaal wacht Mandy op haar moeder. 
4
Zet zinsdeelstrepen
Mandy | wacht | in het lokaal | op haar moeder. 

Slide 10 - Slide

Oefenen: opdracht 11
b. Op jouw school kun je vast activiteiten doen na schooltijd. 


c. Bij een debatclub leer je argumenten te gebruiken. 


d. Tijdens een toneelstuk kruip je in de huid van een ander. 

Slide 11 - Slide

Hoe goed begrijp je de persoonsvorm en de zinsdeelproef?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Herhaling: Hoe vind je ook alweer een persoonsvorm?

Slide 13 - Mind map

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
De activiteit past bij jou.

Slide 14 - Open question

Nakijken: opdracht 12A
1. Ik vertel tijdens het avondeten het liefst flauwe moppen. 


2. Gisteren kwam mijn vader met een mop. 

Slide 15 - Slide

Wat is het onderwerp?

Ik leer het onderwerp te vinden.
A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 16 - Quiz

Onderwerp
Dit zinsdeel kun je aan de volgende dingen herkennen:
- Heeft hetzelfde 'aantal' als de persoonsvorm (ev of mv).
- Staat meestal direct voor of achter de persoonsvorm.
- wie/wat + pv? 


Je zet O boven het zinsdeel dat het onderwerp is.

Slide 17 - Slide

Wat is het onderwerp?

De docent vindt dit een heel leuk onderwerp.

Slide 18 - Open question

Wat is het onderwerp in deze vraagzin:

Wat vind jij van dit onderwerp?

Slide 19 - Open question

Stappenplan
1. Zet een streep onder de pv.                                      PV
(tijdproef, getalproef)
2. Verdeel de zin in zinsdelen.                               |zinsdeel|
(zinsdeelproef)
3. Zet een O boven het onderwerp.                    |onderwerp|
(Wie/wat + pv?)
O

Slide 20 - Slide

Oefenen: opdracht 15
a. De serie Brugklas draait een zevende seizoen


c. Met wie zoende jouw vriendje of vriendinnetje stiekem?

Slide 21 - Slide

Laat weten hoe goed je de lesstof begrijpt.
Makkie! Ik oefen nog wat zelf en dan lukt het.
Ik zou graag nog wat zinnen samen willen oefenen.
Ik zou graag nog wat extra uitleg willen (en dan samen oefenen)

Slide 22 - Poll

Herhaling: Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Heb jij ooit meer dan tien baantjes gezwommen?

Slide 23 - Open question

Herhaling: Alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Slide 25 - Open question

Nakijken: opdracht 15
b. De populaire serie toont herkenbare situaties voor 

brugklassers.

d. Moet je altijd meedoen aan een challenge?

Slide 26 - Slide