Wanneer er achter een lens een reëel beeld ontstaat dan:
A
is v < f
B
is b < f
C
is v> f
D
is V = f
Slide 12 - Quiz
Sleep de gekleurde vakken naar de juiste afbeelding.
v > f
v = f
v < f
Slide 13 - Drag question
Wanneer krijg je een virtueel beeld?
A
Als v > f
B
Als v < f
C
Als v = f
D
Als b = f
Slide 14 - Quiz
Welk soort beeld ontstaat er wanneer v > f ?
A
Een reëel beeld.
B
een virtueel beeld.
C
Een beeld in het oneindige.
D
Geen beeld.
Slide 15 - Quiz
Wanneer er achter een lens een reëel beeld ontstaat dan:
A
Wordt er een bolle lens gebruikt waarbij b < f.
B
Wordt er een holle lens gebruikt waarbij b < f.
C
Wordt er een bolle lens gebruikt waarbij v < f.
D
Wordt er een holle lens gebruikt waarbij v < f.
Slide 16 - Quiz
Bij gebruik van een bolle lens met een brandpuntsafstand van 23 cm ontstaat er een scherp reëel beeld. Wat kun je met zekerheid zeggen over de voorwerpsafstand?
A
Deze is 23 cm.
B
Deze is kleiner dan 23 cm.
C
Deze is 46 cm.
D
Deze is groter dan 23 cm.
Slide 17 - Quiz
Wanneer een bolle lens als vergrootglas wordt gebruikt dan:
A
kijk je naar een reëel beeld.
B
Kijk je naar een virtueel beeld.
C
is het beeld kleiner dan het voorwerp.
D
is het beeld dichterbij de lens dan het voorwerp.
Slide 18 - Quiz
Wanneer er achter een lens een reëel beeld ontstaat dan:
A
staat het beeld op de kop (t.o.v. het voorwerp).
B
dan is het beeld 180 graden gedraaid (t.o.v. het voorwerp).
C
is het beeld horizontaal gespiegeld (t.o.v. het voorwerp).
D
is het beeld verticaal gespiegeld (t.o.v. het voorwerp).
Slide 19 - Quiz
Huiswerk
Leren: LU-les Lenzen § 4 Naar beeldpunten kijken. § 4 § 4 Naar beeldpunten kijken Roel Hendriks.