1.2 - B - Jagers worden boer


1.2 - Jagers worden 
boer
1 / 12
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


1.2 - Jagers worden 
boer

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

  • Je kunt uitleggen hoe de landbouw werd verspreid en in Nederland kwam.

  • Je kunt uitleggen hoe de jaartelling werkt en hoe we het verleden indelen. 

Slide 2 - Slide

Planning
  • Boeren in Europa
  • Boeren in Nederland
  • Geschiedenis indelen
  • Quiz
  • Zelfstandig werken 
  • Afsluiting

Slide 3 - Slide

Boeren in Europa
  • Pas laat: het was niet nodig, er was voldoende voedsel te vinden.

  • Boeren trokken naar andere gebieden en namen zo de kennis vanuit het Midden-Oosten mee. 

  • Eerste boeren in Nederland: Zuid-Limburg rond 5300 v. Chr.

Slide 4 - Slide

Boeren in Nederland
  • Zuid-Limburg: bandkeramiekers (tot 4400 v. Chr)

  • Noord-Nederland: trechterbekercultuur (rond 3500 v. Chr.)

  • Vanaf 3000 v. Chr. zijn er in Nederland geen jager-verzamelaars meer

Slide 5 - Slide


Verleden indelen

  • Overal in de wereld zijn verschillende jaartellingen. Wij gebruiken de christelijke jaartelling.
  • Het jaar waarin Jezus is geboren is jaar 1.
  • Wanneer het gaat over de tijd voor de geboorte van Jezus dan hebben we het over jaar 2 v. Chr. 
  • De geschiedenis is opgedeeld in tijdvakken en periodes, deze periode is de prehistorie.
  • Wij beginnen in tijdvak 1 en de periode is jagers-verzamelaars.  

Slide 6 - Slide

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Tijd voor geschiedenis
Jan-Wolter Smit

Slide 7 - Slide

Een leerling uit de eerste klas schrijft in een werkstuk over jager-verzamelaars de volgende zin op:

In de ijstijd was heel Nederland bedekt met een dikke laag ijs.

Is deze zin goed of fout?


A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quiz

Een nomade had een vaste verblijfplaats.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

We weten welke taal de mensen in de prehistorie spraken.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

Welke woorden horen bij het woord 'nomade'?
A
vaste plek rondtrekken veel spullen
B
hut of grot boerderij weinig spullen
C
rondtrekken veel spullen hut of grot
D
rondtrekken hut of grot weinig spullen

Slide 11 - Quiz

Huiswerk bespreken
  • We gaan de antwoorden bespreken van 1a, 2b, 3, 4c, 7a 8 en 9.

  • Ben je klaar? Dan ga je verder met opdracht 6 van pagina 22. 

Slide 12 - Slide