This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
1.2 - Jagers worden
boer
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe de landbouw werd verspreid en in Nederland kwam.
Je kunt uitleggen hoe de jaartelling werkt en hoe we het verleden indelen.
Slide 2 - Slide
Planning
Boeren in Europa
Boeren in Nederland
Geschiedenis indelen
Quiz
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 3 - Slide
Boeren in Europa
Pas laat: het was niet nodig, er was voldoende voedsel te vinden.
Boeren trokken naar andere gebieden en namen zo de kennis vanuit het Midden-Oosten mee.
Eerste boeren in Nederland: Zuid-Limburg rond 5300 v. Chr.
Leerdoel 1
Slide 4 - Slide
Boeren in Nederland
Zuid-Limburg: bandkeramiekers(tot 4400 v. Chr)
Noord-Nederland: trechterbekercultuur (rond 3500 v. Chr.)
Vanaf 3000 v. Chr. zijn er in Nederland geen jager-verzamelaars meer
Leerdoel 1
Slide 5 - Slide
Verleden indelen
Overal in de wereld zijn verschillende jaartellingen. Wij gebruiken de christelijke jaartelling.
Het jaar waarin Jezus is geboren is jaar 1.
Wanneer het gaat over de tijd voor de geboorte van Jezusdan hebben we het over jaar 2 v. Chr.
De geschiedenis is opgedeeld in tijdvakken en periodes, deze periode is deprehistorie.
Wij beginnen in tijdvak 1 en de periode is jagers-verzamelaars.
Leerdoel 2
Slide 6 - Slide
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Tijd voor geschiedenis
Jan-Wolter Smit
Slide 7 - Slide
Aantekeningen
De eerste Nederlandse boeren kwamen in Zuid-Limburg, de trechterbekercultuur.
We gebruiken de christelijke jaartelling, de geboorte van Jezus is jaar 1. Geschiedenis is opgedeeld in tijdvakken en periodes. Wij beginnen in tijdvak 1, de periode is de prehistorie.
Slide 8 - Slide
Een leerling uit de eerste klas schrijft in een werkstuk over jager-verzamelaars de volgende zin op:
In de ijstijd was heel Nederland bedekt met een dikke laag ijs.
Is deze zin goed of fout?
A
Goed
B
Fout
Slide 9 - Quiz
Een nomade had een vaste verblijfplaats.
A
Goed
B
Fout
Slide 10 - Quiz
We weten welke taal de mensen in de prehistorie spraken.
A
Goed
B
Fout
Slide 11 - Quiz
Welke woorden horen bij het woord 'nomade'?
A
vaste plek
rondtrekken
veel spullen
B
hut of grot
boerderij
weinig spullen
C
rondtrekken
veel spullen
hut of grot
D
rondtrekken
hut of grot
weinig spullen
Slide 12 - Quiz
Huiswerk
Maak opdracht 1a, 2, 3, 4c, 7a 8 en 9.
Ben je klaar? Dan ga je verder met opdracht 6 van pagina 22.