Elektriciteit 1.4 Vermogen B3

1 / 32
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

H1: Elektriciteit
Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom Basis 3!
Ga zitten en start met:

Lees in stilte paragraaf 1.4 vermogen

START IN: 




Jas over je stoel
timer
5:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

H1: Elektriciteit 
  • 1.1  De stroomkring

  • 1.2 In serie of parallel schakelen
  • 1.3 Stroomsterkte en spanning meten
  • 1.4 Vermogen
  • 1.5 Energie
  • 1.6 Beveiliging van de stroomkring



Slide 3 - Slide

This item has no instructions

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Lesprogramma
  1. Huiswerkcontrole
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Zelfstandig aan de slag
  6. Nabespreking
  7. Afsluiting 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Elektriciteit
Nova code:

klascode 078075

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Huiswerkcontrole
 
1. Maak de opdrachten af, 1 t/m 5 af
2. Lees paragraaf 1.4 vermogen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Terugblik
  1. Je kunt stroomsterkte meten met een stroommeter.
  2. Je kunt benoemen op welke plaats in een schakeling je een stroommeter moet plaatsen.
  3. Je kunt spanning meten met een spanningsmeter.
  4. Je kunt benoemen op welke plaats in een schakeling je een spanningsmeter moet plaatsen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

60 mA = ......A
A
6
B
6000
C
60
D
0,06

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

861 A = … mA
A
861000
B
0,861
C
8,61
D
8610

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Waarmee meet je de stroomsterkte?
A
Voltmeter
B
Spanningsmeter
C
Ampère meter
D
Stroommeter

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Om de spanning te kunnen meten heb je een spanningsmeter nodig. Hoe sluit je de spanningsmeter aan op de spanningsbron?
A
in serie
B
niet
C
Parallel
D
Gemengd

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Deze meter is goed aangesloten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoelen 1.4 Vermogen
  1. Je kunt uitleggen wat vermogen betekent.
  2. Je kunt de stroomsterkte berekenen die door een apparaat loopt.
  3. Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen.
  4. Je kunt watt en kilowatt omrekenen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Vermogen
Op de verpakking van een lamp staat 12 V en 6 W (figuur 1). 
De spanning waarop je deze lamp moet aansluiten is 12 V. 
Het vermogen van de lamp is 6 watt. Het vermogen is de elektrische energie die een apparaat iedere seconde verbruikt. 

De eenheid van vermogen is watt. De afkorting van watt is W.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Stroomsterkte berekenen
Formule:


stroomsterkte = vermogen : spanning

Met daarbij:
• stroomsterkte in ampère (A);
• vermogen in watt (W);
• spanning in volt (V).

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeldopdracht 1
Op een lamp staat: 12 V en 6 W.
Bereken de stroomsterkte door de lamp.
Gevraagd
stroomsterkte = ?
uitwerking
stroomsterkte = vermogen : spanning

stroomsterkte = 6 W : 12 V = 0,5 A



Slide 17 - Slide

gegevens
spanning = 12 V
vermogen = 6 W
Voorbeeldopdracht 2
Henk sluit een boormachine aan op het stopcontact. Op de boormachine staat: 230 V en 575 W. Over ieder stopcontact in Nederland staat een spanning van 230 V. De boormachine is dus op de goede spanning aangesloten.
Bereken de stroomsterkte door de boormachine.

Gevraagd
stroomsterkte = ?

Slide 18 - Slide

gegevens
spanning = 12 V
vermogen = 6 W
Vermogen berekenen
vermogen = spanning × stroomsterkte

Met daarbij:
• vermogen in watt (W);
• spanning in volt (V);
• stroomsterkte in ampère (A).

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Vermogen berekenen
vermogen = spanning × stroomsterkte

spanning= 230V
stroomsterkte= 3,9A

Wat is het vermogen?
      uitwerking:
  •  vermogen = spanning × stroomsterkte.
  •  vermogen = 230 V × 3,9 A = 897 W.
  •  Dat klopt met het type-plaatje, want 897W     afgerond naar een rond getal is 900 W.




Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Groot vermogen
Een vermogen groter dan 1000 watt is meestal aangegeven in kilowatt (kW).
1 kilowatt = 1000 watt (1 kW = 1000 W)
Het vermogen van de zware boorhamer in figuur 4 is 1,4 kW ofwel 1400 W. Dat is een groot vermogen. Met een groot vermogen kun je zware arbeid verrichten.
Bijvoorbeeld een gat boren in een muur van beton.
Als de spanning en de stroomsterkte groot zijn,
dan is het vermogen ook groot.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Klein vermogen
Het vermogen van de accuboormachine in figuur 5 is 54 W. 
Het vermogen van deze boormachine is veel kleiner dan dat van de boorhamer. Met een klein vermogen kun je alleen lichte arbeid verrichten. Bijvoorbeeld een gat boren in een houten plank.


Als de spanning en de stroomsterkte klein zijn,
dan is het vermogen ook klein.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!

Maak Opdracht:  
1, 3, 5, 7, 9, 11, 13 en 15 van paragraaf 1.4

Je mag samenwerken!
rood = Iedereen is stil


oranje = Iedereen is stil, docent beantwoord wel vragen

groen = Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
timer
10:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Nabespreken 
Antwoorden opdrachten

Slide 24 - Slide

Wetenschap is het opdoen van kennis en deze toepassen.
Natuurwetenschappers kijken naar de natuurlijke wereld, en nemen verschijnselen waar. En proberen die te verklaren en te voorspellen.
Ze doen ONDERZOEK en ontdekken zo nieuwe dingen over de natuur om ons heen.
Techniek wordt gebruikt om die kennis in uitvindingen toe te passen

Verschil Natuurkunde en Scheikunde: tijdelijk en blijvende veranderingen: Je kan het niet meer terug krijgen in de oude staat.
Eigenlijk IS scheikunde ook natuurkunde, maar dan specifiek gericht op stoffen en hoe die met elkaar reageren DUS een blijvende verandering


Welke vraag vond je makkelijk?

Slide 25 - Mind map

This item has no instructions

Welke vraag vond je lastig?
Dan gaan we die nabespreken

Slide 26 - Mind map

This item has no instructions

Vermogen samengevat
  • Het vermogen is de elektrische energie die een apparaat iedere seconde verbruikt.
  • De eenheid van vermogen is watt (W) of kilowatt (kW).

  • De stroomsterkte door een apparaat bereken je met de formule:
  • stroomsterkte = vermogen : spanning

  • Het vermogen van een apparaat bereken je met de formule:
  • vermogen = spanning × stroomsterkte

  • Als de spanning en de stroomsterkte groot zijn, dan is het vermogen groot.
  • Als de spanning en de stroomsterkte klein zijn, dan is het vermogen klein.


Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 28 - Mind map

This item has no instructions

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 29 - Mind map

This item has no instructions

Afsluiting: we weten.....
Wat het vermogen het betekent.
Hoe je de stroomsterkte kunt berekenen die door een apparaat loopt.
Hoe je het vermogen van een apparaat kunt berekenen.
Hoe je watt en kilowatt kunt omrekenen.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Ik snap de leerdoelen:
Je kunt uitleggen wat vermogen betekent.
Je kunt de stroomsterkte berekenen die door een apparaat loopt.
Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen.
Je kunt watt en kilowatt omrekenen.
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje....

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

1. Maak opdracht 1, 3, 5, 7, 9, 11, 13 en 15 van 1.4 vermogen
2. Lees paragraaf 1.5 Energie

Dank voor jullie aandacht!

Slide 32 - Slide

This item has no instructions