5H eindexamen 2019

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Check eindexamen

Wat is je gevoel na het maken van dit examen?

Moet je bij vraag 1 per se antwoorden in een hele zin?

1. Ja
2. Nee

Wat was je antwoord op vraag 2?

1. Alinea 2
2. Alinea 3
3. Alinea 4
4. Alinea 5 of anders

Wat was je antwoord op vraag 3?

1. Alinea 5
2. Alinea 6
3. Alinea 7
4. Alinea 8

Deze vraag zullen misschien veel mensen fout hebben, omdat deze alinea pas achteraan in de tekst staat. De verhoudingen tussen de delen hoeven dus niet altijd logisch te zijn.

Aan welk woord in de tekst kun je zien dat het antwoord op vraag 4 D is?

Hoe weet je dat je vraag 5 en 6 wel in nette zinnen moet beantwoorden?

Stel je hebt op vraag 5 het volgende antwoord gegeven: 'Omdat onze online identiteit het ideale beeld van onszelf is.'

Waarom zou je voor dit antwoord aftrek krijgen voor de formulering?

Hoeveel punten heb je gehaald voor vraag 5 en 6?

0 punten

1 punt

2 punten

Antwoord vraag 7: B

Dit antwoord is uit de tekst op te maken. De consumptiesnelheid is hoog.

Gevolg: nieuwe evenementen/vluchtige media (dit is dus niet het goede antwoord)

Op welke manier moet het antwoord op vraag 8 opgebouwd zijn?

Welke theorie van argumentatie komt terug in vraag 10?

1. drogredenen
2. argumentatiestructuren
3. soorten argumenten
4. argumentatieschema's

Wat is je antwoord op vraag 12?

1. A
2. B
3. C
4. D

Vraag 12: hoofdgedachte

A: komt terug in inleiding en slot. Informerend en licht betogend.

B: lijden vooral jongeren = bijzaak

C: moeten dus leren omgaan met = te betogend

D: vooral bijzaken

We gaan naar tekst 2. Vraag 14: waarom maakt de tekst gebruik van een argumentatieschema o.b.v. autoriteit?

1. Er worden onderzoeken genoemd.
2. Er worden cijfers genoemd.
3. Het CBS wordt genoemd.
4. Datlinq wordt genoemd.

Welke drogreden heb je in alinea 4 gevonden? (vraag 15)

1. cirkelredenering
2. overhaaste generalisatie
3. vals dilemma
4. vertekenen van het standpunt

Tekst 2

Gedaan?

Welk antwoord heb je ingevuld bij vraag 18?

1. bezorgdheid
2. opluchting
3. spot
4. verwondering

Welk antwoord heb je gegeven bij vraag 19?

1. een positieve conclusie wordt getrokken over de toekomst
2. een sombere toekomstverwachting wordt gerelativeerd
3. scenario's voor de toekomst worden tegen elkaar afgewogen
4. vragen over de toekomst worden aan de lezer gesteld

Noem twee voorbeelden waaruit blijkt dat in alinea 9 wordt gerelativeerd.

Wat is de hoofdgedachte van tekst 2? (vraag 21)

1. A
2. B
3. C
4. D

Hoofdgedachte van tekst 2

A: goed, want relativering moet erbij.

B: 'sociale media krijgen steeds minder invloed' -> niet erg belangrijk

C: 'veiligheid van de eigen omgeving' en 'voldoende contact via sociale media' -> niet genoeg

D: 'uitgaansgelegenheden nog altijd goed bezocht' -> niet voldoende

overkoepelende vragen

Hoeveel punten heb je gescoord in vraag 22 t/m 24?

1. 0-1
2. 1-2
3. 3-4
4. 5

Eindscore berekenen

Tel al je punten bij elkaar op. Zie hier welke aftrek je krijgt voor taalfouten:

Hoeveel punten heb je behaald?

1. Onder de 28 punten
2. Tussen de 28 en 35
3. Tussen de 35 en 45 punten
4. Tussen de 46 en 63 punten

Wat heb je nog nodig tot het examen?

Tips

-> Maak een samenvatting: zie de examensyllabus voor de eindtermen (examenblad.nl). Denk aan: functiewoorden, signaalwoorden, drogredenen, enz.

-> Oefen met de opdrachten uit de syllabus (H1 en H2 Nieuw Nederlands). Zorg dat je de tips allemaal meeneemt.

-> Vind je de formuleren/spellen lastig? Leer ook die theorie en oefen met de syllabi/cambiumned.nl enz.

-> Oefen examens! Meters maken: oefenen oefenen oefenen. Kijk je antwoorden vervolgens KRITISCH na.

-> Oefen minstens één keer een volledig examen waarvoor je drie uur gaat zitten.

-> Schrijf je in voor de facultatieve lessen als je nog vragen hebt of graag samen wil oefenen.