2015 tv 1 BB Nederlands

2015 tv 1 BB
Tekst 1
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

2015 tv 1 BB
Tekst 1

Slide 1 - Slide

1 Wat is het verband tussen alinea 2 en 3?
In alinea 3 staat:

A
A de oorzaak van wat in alinea 2 staat.
B
B een tegenstelling van wat in alinea 2 staat.
C
C een verdere uitwerking van wat in alinea 2 staat.
D
D het gevolg van wat in alinea 2 staat.

Slide 2 - Quiz

2 Welk kopje past het beste boven alinea 2?

A
A Dagelijks internetgebruik
B
B Het gebruik van mobiele telefoons
C
C Risicovol gedrag
D
D Voortgezet onderwijs

Slide 3 - Quiz

3 “Ook volwassenen zijn regelmatig de pineut.” (alinea 1)
Wat wordt hiermee bedoeld?

A
A Alleen volwassenen lopen risico’s bij het gebruik van internet.
B
B Een waarschuwing voor de internetrisico’s is vooral voor volwassenen bedoeld.
C
C Jongeren weten niet hoe zij met internet om moeten gaan, volwassenen wel.
D
D Volwassenen zijn evenals jongeren vaak het slachtoffer van cybervallen.

Slide 4 - Quiz

4 Bij welke alinea past het kopje ‘Vissen naar gegevens’ het beste?

A
A bij alinea 4
B
B bij alinea 5
C
C bij alinea 6
D
D bij alinea 7

Slide 5 - Quiz

5 Welke van de volgende uitspraken is volgens deze tekst juist?

A
A De waarschuwing voor internetrisico’s is bedoeld voor scholieren.
B
B Digitale criminaliteit komt steeds vaker voor en is moeilijk te stoppen.
C
C Het bewust omgaan met sociale media levert veel plezier op.
D
D Tegenwoordig zijn alle mensen compleet afhankelijk van de computer en internet

Slide 6 - Quiz

6 Wat is de bedoeling van de laatste alinea?

A
A een advies geven
B
B een conclusie geven
C
C een nieuw gegeven inbrengen
D
D een waarschuwing geven

Slide 7 - Quiz

7 Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte van de tekst weer?

A
A Bij het gebruik van sociale media moet je je bewust zijn van allerlei risico’s die je loopt.
B
B De Nederlandse overheid geeft in een campagne aan hoe de burger beter en veiliger met het internet kan omgaan.
C
C Uit onderzoek blijkt dat Nederlanders zich veilig voelen op internet, terwijl ze er tegelijkertijd helemaal niets van afweten.
D
D Vooral kinderen zijn onvoldoende computer- en internetvaardig en lopen daardoor veel risico’s.

Slide 8 - Quiz

8 In een tekst kunnen feiten, meningen van anderen en meningen van de
schrijver staan.
Wat tref je aan in alinea 6?

A
A alleen feiten
B
B alleen feiten en de mening van de schrijver
C
C alleen feiten en de mening van iemand anders
D
D feiten, de mening van de schrijver en die van iemand anders

Slide 9 - Quiz

9 “Hackers maken hier volgens schrijver Misha Glenny handig gebruik van.”
(alinea 5)
Waardoor kunnen ‘hackers’ ongestoord hun gang gaan?

A
A De politie heeft te weinig mankracht om hackers op te sporen en te arresteren.
B
B Een geschikte opsporing van hackers is moeilijk, omdat er zoveel mensen op de digitale snelweg zijn.
C
C Gebruikers van internet denken dat ze voldoende informatie hebben over het veilig gebruik van internet.
D
D Mensen voelen zich heel veilig op het internet, maar ze weten veel te weinig af van de risico’s.

Slide 10 - Quiz

Tekst 2

Slide 11 - Slide

10 Wat is de bedoeling van de vetgedrukte inleiding?
De bedoeling van de vetgedrukte inleiding is

A
A een belangrijke vraag te stellen die later in de tekst beantwoord wordt.
B
B een uitleg te geven over de opbouw van de tekst.
C
C op een grappige manier het onderwerp van de tekst te introduceren.
D
D vooraf een samenvatting te geven van de hele tekst.

Slide 12 - Quiz

11 Wat is het verband tussen alinea 1 en alinea 2?

A
A Alinea 1 en alinea 2 vormen samen een opsomming.
B
B Alinea 1 en alinea 2 vormen samen een tegenstelling.
C
C Alinea 1 noemt een doel, alinea 2 een middel.
D
D Alinea 1 noemt een probleem, alinea 2 gaat hier dieper op in.

Slide 13 - Quiz

12 In alinea 2 wordt het woord “paargebieden” genoemd.
In welke alinea wordt een synoniem hiervoor genoemd?

A
A in alinea 3
B
B in alinea 4
C
C in alinea 5
D
D in alinea 6

Slide 14 - Quiz


13 “Dat kan een mannelijke pad zijn, maar ook een vrouwtjeskikker of zelfs
een vis.” (alinea 4)
Wat bedoelt de schrijver met deze zin?
“Dat” verwijst naar het feit dat:

A
A mannetjespadden door andere amfibieën tot paren moeten worden uitgedaagd.
B
B mannetjespadden liever wat blazen dan werkelijk tot paren overgaan.
C
C mannetjespadden niet zo kritisch zijn als het om paren gaat.
D
D mannetjespadden veel concurrentie ondervinden van andere amfibieën.

Slide 15 - Quiz

14 “De stem van bruine kikkers en gewone padden lijkt mij daar te zwak
voor.” (alinea 5)
Waar is deze stem te zwak voor?

A
A om angstaanjagend over te kunnen komen
B
B om met elkaar te kunnen knorren in een koor
C
C om onder water een raspend kroek kroek-geluid te kunnen maken
D
D om soortgenoten naar de paaiplaats te leiden

Slide 16 - Quiz

15 Wat is de belangrijkste functie van de laatste alinea van deze tekst?
De schrijver

A
A geeft een samenvatting van de hele tekst.
B
B geeft nog wat laatste adviezen.
C
C spreekt een serieuze zorg uit.
D
D spreekt een toekomstverwachting uit.

Slide 17 - Quiz

16 In een tekst kunnen feiten staan, maar ook meningen van de schrijver of
van anderen.
Wat tref je aan in alinea 5 van deze tekst?

A
A alleen feiten
B
B alleen feiten en de mening van de schrijver
C
C alleen feiten en de mening van iemand anders
D
D feiten, de mening van de schrijver en die van iemand anders

Slide 18 - Quiz

17 Wat is de belangrijkste bedoeling van de schrijver van deze tekst?
De schrijver wil de lezer

A
A amuseren door voorbeelden te geven van gek gedrag van kikkers en padden.
B
B informeren over het paargedrag van bruine kikkers en padden.
C
C overhalen om het leefgebied van padden en kikkers in stand te houden.
D
D overtuigen dat bruine padden en kikkers bedreigd worden met uitsterven.

Slide 19 - Quiz

Tekst 3

Slide 20 - Slide

18 Wat is de bedoeling van de vetgedrukte inleiding?
Deze is bedoeld om:

A
A de aandacht te trekken met een grappig voorval.
B
B een korte indruk te geven van wat het onderwerp van de tekst is.
C
C een persoonlijke mening te geven over het onderwerp van de tekst.
D
D iets te vertellen over de opbouw van de tekst.

Slide 21 - Quiz

19 Wat is het verband tussen de inleiding en alinea 2?

A
A Alinea 2 gaat verder in op wat er in de inleiding wordt verteld.
B
B Alinea 2 is een herhaling van wat er in de inleiding wordt verteld.
C
C De inleiding en alinea 2 vormen een opsomming.
D
D De inleiding en alinea 2 vormen een tegenstelling.

Slide 22 - Quiz


20 Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte van alinea 3 weer?
Uit onderzoek naar de effecten van kunstlicht blijkt dat

A
A dieren in staat blijken te zijn om zich aan te passen.
B
B het lastig is om te onderzoeken of er werkelijk iets verandert.
C
C het van belang is om te weten wat dit licht over een langere tijd veroorzaakt.
D
D wetenschappers er al meer dan genoeg informatie over hebben.

Slide 23 - Quiz

21 Waar is Kamiel Spoelstra vooral bang voor?
(alinea 4)
Hij is bang dat:

A
A de natuur helemaal van slag raakt.
B
B er een vleermuizenplaag komt.
C
C er nog meer dieren zullen uitsterven.
D
D er te weinig insecten overblijven.

Slide 24 - Quiz

22 Wat is het verband tussen alinea 3 en alinea 4?

A
A Alinea 3 en 4 vormen samen een opsomming.
B
B Alinea 3 en 4 vormen samen een tegenstelling.
C
C Alinea 3 geeft een voorbeeld dat in alinea 4 wordt uitgewerkt.
D
D Alinea 3 noemt een oorzaak en alinea 4 noemt het gevolg.

Slide 25 - Quiz

23 Op welke vraag geeft alinea 6 een antwoord?

A
A In welk gebied worden de padden en amfibieën bestudeerd?
B
B Naar welke dieren wordt er onderzoek gedaan?
C
C Waarom worden de zoogdieren ook in de gaten gehouden?
D
D Welke bewijzen zijn er dat de meeste dieren geen last hebben van kunstlicht?

Slide 26 - Quiz

24 “Dat komt dan niet door het licht, maar door de paal zelf. Daar moeten we
rekening mee houden”, zegt Kamiel Spoelstra in alinea 7.
Waarom moet hier rekening mee gehouden worden?
Dit gegeven:

A
A is een reden om meer lantaarnpalen neer te zetten.
B
B kan het onderzoek naar de effecten van kunstlicht beïnvloeden.
C
C leidt uiteindelijk tot maatregelen om kunstlicht te beperken.
D
D zorgt voor meer muizenoverlast bij de omringende bewoners.

Slide 27 - Quiz

25 Welk kopje geeft het beste de inhoud van alinea 8 weer?

A
A Definitieve uitslag
B
B Onduidelijke gegevens
C
C Tussenstand van resultaten
D
D Uiteindelijke conclusie

Slide 28 - Quiz

26 Wat is de bedoeling van de laatste alinea?

A
A een pasklare oplossing bieden
B
B een teleurstelling uitspreken
C
C een terugblik geven
D
D een verwachting uitspreken

Slide 29 - Quiz

27 Een schrijver heeft altijd een doel met een tekst.
Wat is het doel van de schrijver van deze tekst?

A
A de lezer aanzetten tot het minder vaak aansteken van kunstlicht
B
B de lezer amuseren met een leuke tekst over hoe kunstlicht de natuur beïnvloedt
C
C de lezer informeren over het belang van onderzoek naar de effecten van kunstlicht op de natuur
D
D de lezer overtuigen hoe belangrijk het is dat er onderzoek gedaan wordt naar het gebruik van kunstlicht

Slide 30 - Quiz

Tekst 4

Slide 31 - Slide

28 Wat is de bedoeling van de tekst “blijf bewegen” onderin de advertentie?
Deze tekst betekent hier een:

A
A aansporing voor mensen met een baan om te blijven solliciteren.
B
B oproep aan mensen om gezond te leven en daarom te gaan bewegen.
C
C oproep om op tijd een monteur in huis te halen.
D
D verzoek aan mensen zonder baan om te gaan solliciteren

Slide 32 - Quiz

Schrijfopdracht
12 punten

Slide 33 - Slide

Inhoud: 6 scorepunten minus aftrek. De score kan niet lager zijn dan 0. 
Indien de volgende elementen onjuist zijn of ontbreken:
  1. • voorstellen van jezelf 1
  2. • uitleg waarop je solliciteert 1
  3. • beschrijving van waar je goed in bent 1
  4. • vragen over verdiensten en werkuren, per element 1
  5. • vraag naar de taakomschrijving 1
  6. • vraag om zo snel mogelijk te kunnen beginnen 1

Slide 34 - Slide

maximumscore 4
Aftrek taalgebruik e-mail

Slide 35 - Slide

Aftrek presentatie/conventies e-mail
2 scorepunten minus aftrek.
Indien de volgende elementen onjuist zijn of ontbreken:
• aanhef en witregel na aanhef, per element 1
• witregel voor slotformule en slotformule, per element 1
  1. • naam en/of ondertekening 1
  2. • alinea-indeling 1
  3. • samenhang 1
  4. • logische volgorde 1
  5. • verzorgde indruk 1
  6. • passend taalgebruik 1

Slide 36 - Slide

examen





Slide 37 - Slide