EE01 - les 4

DUTCH LANGUAGE - 4
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NT2WOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

DUTCH LANGUAGE - 4

Slide 1 - Slide

Programma
Intro
Dialoog HF 4
Hoe gaat het? 
Zullen we (afspraken maken)

Slide 2 - Slide

Start - maak zinnen met het woord.

1. Vieren
2. Samen
3. Nemen
4.Bestellen
5. Roepen
 

6. Betalen
7. Het glas
8. Het rondje.
9. Alles 
10. Eerst

Slide 3 - Slide

Start - maak zinnen met het woord.

Eerst betaal ik het rondje.
Eerst neem ik een koffie. 
1. Ik wil dit graag met jullie vieren. 
Ik vier mijn verjaardag. 
2. Wij studeren samen. 
3. Ik neem een glas rode wijn. 
4. Zullen we bestellen? 
5. Ik roep mijn vader.  
6. Ik betaal dit rondje. 
7. Het glas is op de tafel. 
9. Ik betaal alles. 
10 Dit is mijn eerste koffie. 

 

Slide 4 - Slide

Check.
1. Kun je iemand feliciteren?
2. kun je iets bestellen in een café /restaurant?
3. Kun je afrekenen in een café/ restaurant?
4. Kun je iemand bedanken? 
5. Kun je reageren op een uitnodiging voor een feest?

Slide 5 - Slide

Start - Oefenen met inversie

Geef antwoord op de vraag. Begin met het woord 

Wanneer ben je vrij?               In het weekend ben ik vrij.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Zelfstudie
Nederlands in Gang:
- hoofdstuk 3, p.46-53 
- Oefeningen online
- dialoog hoofdstuk 4 luisteren


Slide 8 - Slide

Kennismaken

A - Dag, hoe gaat het?
B - Goed, hoor. En met jou?
A - Dag, hoe is het?
B - Prima, en met jou?
A - Alles goed met jou?
B - Ja, prima en met jou?
A - Alles goed met jullie?
B - Ja hoor, helemaal goed.  

Slide 9 - Slide

4.3  Hoe gaat het?

Hoe gaat het? 
Hoet gaat het ermee? 

Hoe is het? 

Alles goed? 
How are you? 




All well? 

Slide 10 - Slide

4.3  Hoe gaat het?

Goed en met jou? 

Prima
Uitstekend
Heel goed
goed
het gaat wel 
Niet zo goed
Slecht
I'm fine, how are you? 

++




--

Slide 11 - Slide

4.4 Zullen we ...?
Zullen we..?
 
Zullen we afspreken?
Zullen we op zaterdag afspreken?
Zullen we om 16.00 uur afspreken?

Shall we...

Shall we meet? 

Slide 12 - Slide

4.4 Zullen we ...?
Zullen we direct iets afspreken? 

Zullen we voor zaterdag een afspraak maken?

Zullen we om 16.00 uur bij ons thuis afspreken? 

Zal ik dan spaghetti carbonara maken? 

Slide 13 - Slide

4.4 Zullen we ...?
Actie

Zullen we fietsen? 
Zullen we op het strand wandelen? 
Zal ik pasta maken? 






Shall we go biking? 
Shall we walk on the beach?
Shall I make pasta? 



alleen met ik/wij

Slide 14 - Slide

4.4 Zullen we ...?
Plaats

Zullen we naar een café gaan
Zullen we naar Utrecht gaan?  
Zal ik naar jou komen?






Shall we go to a café? 
Shall we  go to Utrecht?
Shall I come to you?




alleen met ik/wij
opdracht 3

Slide 15 - Slide

4.5 en 4.6 afspraken maken
Zullen we naar het strand gaan? 


Ga je mee naar het strand? 

Heb je zin om naar het strand te gaan? 
Shall we go to the beach?

Are you coming to the beach?

Do you feel like coming to the beach? 

Slide 16 - Slide

4.5 en 4.6 afspraken maken
Reacties

Ja, leuk! 
Ja, lekker (food)
Ja, goed idee. 
Ja, ik kan. 
Ja, dat is goed. 

+


Nee, ik kan niet. 
Nee, dat lukt niet. 
Nee, ik heb al een afspraak. 
Nee, dan kan ik niet. 
Nee, ik heb geen zin. 
-
opdracht 4+5

Slide 17 - Slide

Opdracht 5 
A. Zullen we morgen naar het strand? 
B. Sorry, ik kan niet. Kan jij woensdag? 
A. Dat is goed. 
B. Tot woensdag! 
A. Daag. 

Slide 18 - Slide

Opdracht 5 
A. Zullen we morgen naar het strand? 
B. Sorry, ik hou niet van het strand. Zullen we naar de film? 
A. Dat is goed. Wanneer kan je? 
B. Morgenavond? 
A. Dat is goed. Tot morgen!
B. Tot dan!

Slide 19 - Slide

Zelfstudie
Nederlands in Gang:
- hoofdstuk 4, p.58-64
- Oefeningen online
- dialoog hoofdstuk 5 luisteren


Slide 20 - Slide